170 Hz van Joost van Ginkel is een van de opvallendste films van het jaar, de hoofdpersonen in dit tragische liefdesverhaal zijn doof. “Met 170 Hz heb ik er het maximale uitgehaald. Met die film zal ik over tien jaar nog steeds gelukkig zijn.”
Zo komen dingen dus samen. Twaalf jaar geleden fietste filmmaker Joost van Ginkel langs een groep mensen toen tot hem doordrong dat niemand geluid maakte. Hij stapte van z’n fiets en draaide zich om. Het bleek een groep doven te zijn. “Ik heb zeker een kwartier naar hun gebarentaal staan kijken. Prachtig. Midden in de chaos, een eiland van stilte.”
Flashforward naar 2007. Naar aanleiding van een krantenartikel over weggelopen tieners besluit Van Ginkel een vluchtfilm te maken, zoals hij het zelf noemt. À la Terrence Malicks Badlands met Martin Sheen en Sissy Spacek maar dan zonder het geweld. Een film over twee geliefden die alles achter zich laten om samen te kunnen zijn. “Maar ho even, dacht ik. Een vluchtfilm in Nederland? Dat ging lastig worden. Want voor je het weet, ben je met je verhaal de grens over. Of vraagt het publiek zich af waar de hoofdrolspelers zich verschuilen. In Woerden. Of op de Veluwe. Dat maakt het moeilijk om mee te gaan in de liefdesdroom van de personages.”
Hij besloot het verhaal uit de realiteit tillen. “Ik wilde een film die larger-than-life zou zijn, intenser, grootser, tijdloos ook. Die helemaal in beelden verteld kon worden, zoals cinema hoort te doen. Toen kwam de herinnering aan die gebarentaal weer boven, die zou de kijker uit de werkelijkheid kunnen halen. Alles viel op z’n plek. Toen ik dat artikel las wist ik binnen twee minuten wat voor soort film het moest worden.”
De nu veertigjarige Van Ginkel had het halve land al rondgezworven toen hij begin jaren negentig aan de Hogeschool Sittard de opleiding Audiovisuele Producties ging volgen. “In de jaren daarvoor studeerde ik in Utrecht, maar ik was vooral bezig met toepen en naar het casino gaan. Samen met een vriend had ik een systeem bedacht om daar te kunnen winnen. Dat bleek alleen niet te werken. Die vriend was ondertussen in Sittard gaan studeren en vertelde mooie verhalen over filmen en foto’s maken. Zo ben ik daar terechtgekomen.”
In Sittard ontdekte van Ginkel dat films maken het mooiste is wat er bestaat. Dat vindt hij nog steeds. Ook al is het soms een enorm gedoe om op een filmset twintig, dertig mensen aan te sturen. “Liever vermijd ik conflicten. Maar je ontkomt er niet aan, want veel mensen presteren onder de maat als je niet duidelijk bent. En het is mijn hoofd dat op het hakblok ligt, critici en publiek kijken alleen naar het resultaat. Om een film precies te krijgen zoals je wilt, moet je voor de zoveelste keer durven zeggen: ‘Het is niet goed’. Als het nodig is, dan doen we een take zestien of zeventien keer opnieuw.”
Ook tegenover zichzelf is Van Ginkel strenger geworden. Om zijn eerste korte film Zand uit 2008 op tijd voor het filmfestival van Berlijn in te kunnen sturen, monteerde hij de beelden veel te snel. “De film was nog niet goed genoeg, logisch dat Berlijn weigerde.” Na de tweede montage werd Zand door het filmfestival van Venetië wél geaccepteerd.
“Tegenwoordig leg ik de film na de eerste montage vier weken opzij. Daarna begin ik helemaal opnieuw en die tweede montage leg ik dan ook weer vier weken opzij. Pas daarna maak ik de definitieve montage. Zo moet het dus. Met 170 Hz ben ik tot het uiterste gegaan. Ik heb er het maximale uitgehaald. Met die film zal ik over tien jaar dus nog steeds gelukkig zijn.”
Vrijscènes, naaktscènes, extreme close ups van lichamen. Doordat je weet dat de personages in 170 Hz niet kunnen horen, voelen hun aanrakingen sensueler dan in andere films. Alsof ze sterker elektrisch geladen zijn dan bij mensen die ook woorden kunnen gebruiken om elkaar te bereiken. Van Ginkel ontkwam niet aan zulke scènes, vertelt hij – het is tenslotte een verhaal over een gepassioneerde liefde – maar hij vindt ze lastig om te regisseren. “Vrijscènes in films vind ik vaak niks. Omdat ze nep lijken. Dus voor de twee scènes in 170 Hz koos ik andere vormen. In de ene citeer ik een prachtige scène van Nicolas Roeg uit Don’t Look Now waarin hij de vrijscène parallel monteert met het stel dat zich daarna aankleedt. Zo benadruk je via de montage het tijdelijke en voorbijgaande karakter ervan. De andere vrijscène wilde ik abstracter maken, sterk visueel, en er moest iets van gevaar in zitten. Dat is een slow motion scène geworden waarin de hoofdpersonages helemaal naakt zijn en rode verf naar elkaar gooien. Ik ben gek op zulke afwijkende vormen. In 170 Hz zit ook nog een citaat uit Requiem for a Dream van Darren Aronofsky, ook een maker die intens met de soundtrack en eigenzinnige visuele verhalen bezig is.”
Een romanticus noemt hij zichzelf. Niet alleen omdat hij in de ‘amour fou’ uit 170 Hz gelooft. Ook omdat hij met zijn films aan het alledaagse Nederland probeert te ontsnappen. Zoals opnieuw gebeurt in zijn volgende film Our Sun, een mozaïekfilm over vijf immigranten waarin de Nederlandse taal weer de grote afwezige is. Hij lacht. “Ja, het is weer een vlucht. Ik ben altijd bang dat ik de kijker anders niet aan dit land kan laten ontsnappen. In mijn derde film, na Our Sun, zal ik Nederland echt in de ogen moeten kijken.”