Kunstenaars en de Eerste Wereldoorlog, het blijft een onuitputtelijk thema. Dichters, schrijvers en schilders kregen er geen genoeg van een oorlog waarin de dood “de zeis bij het oud ijzer heeft gegooid” en machinist is geworden. Verrassend genoeg blijkt de beeldende kunst minder in staat de verschrikkingen invoelbaar te maken dan het geschreven woord.
Menschenschlachthaus is de titel van een roman over de Eerste Wereldoorlog van de Hamburgse leraar Wilhelm Lamszus. De ondertitel luidt Bilder vom kommenden Krieg. Het boek verscheen twee jaar voordat de Grote Oorlog uitbrak, in de zomer van 1912. De hoofdpersoon is een Duitse soldaat die ten strijde trekt tegen de Fransen. Hij begint vol goede moed, gretig haast, maar al snel komt hij in aanraking met dood en verderf op een schaal die niemand tot dan toe voor mogelijk had gehouden. Met ijzingwekkende precisie voorziet Lamszus het verloop van een oorlog waarin de Dood “de zeis bij het oud ijzer heeft gegooid” en machinist is geworden. Ook de hoofdpersoon komt om in het geweld. De schrijver koesterde nog hoop dat de massaslachting voorkomen zou kunnen worden.
Het Von der Heydt-Museum in Wuppertal heeft de plastische titel van Lamszus’ boek nu geleend voor een tentoonstelling over de manier waarop de Eerste Wereldoorlog door kunstenaars in beeld is gebracht. Omdat het project een samenwerking is tussen de musea in Wuppertal en Reims, komt zowel de Duitse als de Franse zijde aan bod. Dat behoedt ons voor de geforceerde, lichtelijk masochistische Vergangenheitsbewältigung waar ze in Duitsland, zelfs als het over de Eerste Wereldoorlog gaat, nog wel eens last van hebben.
Natuurlijk is er volop beeldende kunst. Het museum schermt met de grote namen, zoals Max Beckmann, Otto Dix, George Grosz, Pierre Bonnard en Maurice Denis, maar minder bekende tijdgenoten doen vaak weinig voor hen onder. Ook zijn er filmpjes van marcherende troepen, inslaande granaten en kniehoog door de blubber wadende soldaten. In vitrines liggen opengeslagen bladzijden van de Grosse Bilder-Atlas des Weltkrieges, een meerdelig fotowerk dat vanaf 1915 werd gepubliceerd door een Münchense uitgeverij. Fascinerende oorlogspropaganda.
Aan de wanden zijn ooggetuigenverslagen en fragmenten uit de boeken van onder anderen Wilhem Lamszus, Erich Maria Remarque, Henri Barbusse en Blaise Cendrars te lezen. Zo bestaat de tentoonstelling vrijwel volledig uit authentiek materiaal. Geen uitvoerige historische verhandelingen, geen kunsthistorische prietpraat. Voor wie daar behoefte aan heeft, zijn er een korte film in een apart zaaltje en de dikke catalogus. Eenmaal binnen vertelt het verhaal zichzelf, helder en genuanceerd. Dat is knap gedaan.
En alles bij elkaar hakt het er behoorlijk in. Met enige schroom ga ik halverwege een kopje koffie drinken in het museumcafé, want waar heb ik het aan verdiend? Miljoenen mannen in de modder om een paar honderd meter te winnen op de vijand die uit net zulke mannen bestaat. Ze staan doodsangsten uit, verliezen ledematen, worden vergiftigd en sterven. Voortdurend is er aanvoer van nieuwe mannen. Dit is misschien wel de meest onbeholpen oorlog die ooit is gevoerd.
Na verloop van tijd begint me iets anders op te vallen. Deze tentoonstelling gaat over beeldende kunst, maar eigenlijk is het helemaal niet de beeldende kunst die de meeste indruk maakt. Ter plekke gemaakte schetsen en tekeningen laten iets zien van het leven aan het front: een paar kaartende soldaten, een lijk, een geteisterd landschap. Ze zijn met potlood, inkt of houtskool snel op papier gezet en geven een klein beetje het gevoel dat je er zelf bij bent. Maar hoe je ook je best doet, het merendeel van deze tekeningen blijft buitenkant, een plaatje uit een stripverhaal. Aan de andere kant van het spectrum zijn er grote, naderhand gecomponeerde schilderijen. In een poging de ellende te verwerken, nemen sommige kunstenaars hun toevlucht tot melodrama. Anderen blijven vooral zichzelf trouw, zodat een groot doek met kanonnen in het bos van Maurice Denis in de eerste plaats doet denken aan een zorgvuldig opgebouwde, ingetogen Maurice Denis. Ik weet niet zeker of dat een bezwaar is, misschien is het juist wel een verdienste, maar de oorlog verdwijnt enigszins uit het zicht.
Hoeveel aangrijpender zijn dan de teksten aan de wanden! In één van de citaten uit Van het westelijk front geen nieuws zegt Erich Maria Remarque weliswaar dat hij na thuiskomst niet over zijn ervaringen in de loopgraven wil praten, maar hij doet het wel. En vele anderen met hem. De verstikkende angst, de ontmenselijking, de afgrijselijke ontdekking verslaafd te zijn geraakt aan het doden: hier moet het beeld passen en neemt het woord het over.
De enige beeldende kunstenaar die werkelijk stand houdt tegenover de schrijvers is Otto Dix. In 1924 publiceerde hij een map met vijftig etsen onder de titel Der Krieg. Dix was niet de enige die de oplossing in series zocht. Max Beckmann en George Grosz deden het ook. Maar die van Dix slaat alles. Twee complete wanden neemt de reeks in beslag. Ik betrap me erop dat ik soms nauwelijks naar het volgende blad durf, bang voor een nieuwe verschrikking. Pas als ik een tweede keer ga kijken (na die koffie), realiseer ik me hoe Dix zo ongeveer alle stilistische middelen die hem ter beschikking staan van stal haalt om het gewenste effect te bereiken. Schrille overdrijving, kwetsbaar naturalisme, rauwe krassen en surrealistische droomscènes wisselen elkaar af. Der Krieg van Otto Dix is schitterend en onthutsend.
Menschenschlachthaus – Der Erste Weltkrieg in der französischen und deutschen Kunst. Van 8 april t/m 22 juli 2014 in het Von der Heydt-Museum in Wuppertal. www.von-der-heydt-museum.de