Met platen als Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band, The Doors en The Velvet Underground & Nico, de elpee met de bananenhoes, was 1967 volgens velen het beste popjaar ooit. Vijftig jaar later kan THOMAS SNOEIJS (geboren in 1985) zich daar wel in vinden. “De popcultuur van onze ouders was superieur aan de onze.”

Wie is geïnteresseerd in de krant van gisteren, vroeg Mick Jagger zich in 1967 af in zijn eerste zelfgeschreven nummer Yesterday’s Papers. De vraag was retorisch. Niemand wilde achterom kijken in die tijd, zeker de roerganger van de toenmalige rock ’n roll niet. “Yesterday’s papers are bad news”, concludeerde hij instemmend met de tijdsgeest die vooral de toekomst adoreerde.

Het was de begeerte die brulde. “You’ve got to be all mine, all mine” zong Jimi Hendrix in Foxy Lady. Er werden prangende vragen gesteld, door Jefferson Airplane in Don’t you Want Somebody To Love, en nieuwe lagen van bewustzijn aangeboord, zoals The Doors deden in Break on Through to the Other Side. Alles op een drafje, voortgezweept door een jongerencultuur met haast.

Vijftig jaar later vieren we de verjaardag van Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band (1967) van The Beatles. We huren de Ziggo Dome af voor een groot eerbetoon. Halen een 6 cd-box vol nieuwe mixen, studiopraat en vuilnisbakrestjes in huis. Lezen het boek Sgt. Pepper at Fifty voor een nauwkeurige uiteenzetting van de plaat. En trekken naar Engeland voor alle evenementen in Liverpool – elk liedje heeft zijn eigen expositie, concert of voorstelling. En dan hebben we het over één plaat. Andere iconische albums als, pak ‘m beet, The Piper at the Gates of Dawn (Pink Floyd) en Forever Changes (Love) zullen ook niet zonder confettigeknal verjaren. Who wants yesterday’s papers?

Muziekjaar 2017 staat in de schaduw van zijn jubilerende voorganger van vijftig jaar terug. Dikke pech voor iedereen die meent dat dit zíjn tijd zou moeten zijn. De nieuwe generatie – laten we iedereen tot 35 er maar even bijslepen – doet ook weinig pogingen zich uit deze onderdanige positie te vechten. Waar zou je aan beginnen? De oplettende liefhebber (nu 65-plusser) had halverwege 1967 al Surrealistic Pillow (Jefferson Airplane) en Absolutely Free (The Mothers of Invention) in de kast staan. Evenals de legendarische debuutalbums van The Doors, David Bowie, The Velvet Underground en Grateful Dead. En toen was het pas juni. Wat zet je daar in 2017 in hemelsnaam tegenover?

We zijn godverdefuck te laat geboren. Te laat om een bloeiende popcultuur mee te maken, laat staan haar oorsprong. Let wel, mensen die beweren dat ze ‘erbij’ waren, zijn niet te vertrouwen. Een ruime meerderheid van die club zorgde ervoor dat in ons land Waarom heb jij mij laten staan de monsterhit van 1967 werd. Uitgevoerd door De Heikrekels uit Geldrop, de artiesten die samen met Heintje Simons uit Kerkrade een stevig Zuid-Nederlands stempel op dat popjaar drukten (zie kader). Grote hits, maar deuren der verbeelding vlogen er niet van open.

De echte revolutie vond plaats in Californië, New York en Zuid-Engeland. Aangewakkerd door sociale onvrede en even vaak toegeschreven aan buitensporig drugsgebruik. Zo was er die keer dat Jim Morrison onder invloed van LSD de studio ruïneerde met een brandblusser – hij dacht dat er brand was want het rode (opname)lichtje sprong aan. Of Grace Slick die – tijgerend over een zweetnatte podiumvloer – opeens twee vingers in het gezicht van een neuspeuterende toehoorder duwde, gewoon om te kijken of het zou passen. Zeker, het zijn ouwelullenverhalen, maar wanneer er vijftig jaar later paddo’s op tafel komen, is Jefferson Airplane’s White Rabbit nog steeds de eerste song die klinkt, gevolgd door The End van The Doors. C’mon baby, take a chance with us.

Toch waren drugs niet de grootste voedingsbodem voor het beste muziekjaar ooit. Muziekstudio’s gingen van één naar acht opnamesporen, dat leidde tot oneindig veel mogelijkheden. Beatles-producer George Martin verknipte een opnameband, gooide de stukken in de lucht en plakte alles willekeurig aan elkaar (For the Benefit of Mr Kite). En toen Paul McCartney vroeg of hij iets mocht inspelen op Smiley Smile van The Beach Boys, liet Brian Wilson hem op de maat van de muziek op een wortel kauwen (Vegetables). Alles kon, alles móest. Er werden nieuwe apparaten uitgevonden (theremin) en exotische instrumenten naar het Westen gehaald (sitar, tabla). Gitaareffecten overspoelden de markt, zoals de wah-wah van Jimi Hendrix (Are You Experienced?). En het werd mogelijk om muziek over twee kanalen te sturen, wat een van de eerste, mooiste en extreemste stereoplaten ooit opleverde: Disraeli Gears van Cream.

Nu leven wij, weemoedig terugkijkende millennials, evengoed in technologisch spannende tijden, maar dat heeft niet gezorgd voor een dergelijke culturele ramkoers. Vooralsnog bevordert internet het terugkijken alleen maar. De jongere generatie laaft zich aan een verleden dat niet het hare is. Aan Spotify, dat dagelijks een boodschappentas vol spannende, nog te ontdekken muziek op de stoep zet. Dat maakt nieuwe releases minder urgent. Als we überhaupt nog onderscheid kunnen maken tussen nieuw en oud. Zet Something Else by The Kinks (1967) eens op na Volcano van Temples (2017) – allebei staccato popplaten, ingespeeld door een stel graatmagere, strak gekapte broekies uit het zuiden van Engeland.

Let’s be real, de popcultuur van onze ouders was superieur aan de onze. Geen cultuurstroming heeft zoveel invloed gehad op de moderne Westerse wereld als de popmuziek van 1967. Wie zijn neus in de lucht steekt, ruikt de nasmeulende gitaar van Jimi Hendrix nog steeds – en zet zijn voeten in de splinters van Pete Townshends stukgeslagen Fender. Dat is zonder twijfel een jubileumviering waard. Behalve voor Mick Jagger dan. Die kwam in het popjaar der popjaren aanzetten met de pseudo-psychedelische miskleun Their Satanic Majesties Request, apestoned hengstend op een speelgoedtamboerijn.

Slechts één hippie

Precies vijftig jaar geleden maakte ook Nederland zich op voor zijn eigen Summer of Love. Toch bleven muzikanten veelal in het beattijdperk hangen, zeker in het zuiden. De vaste waarde uit Eindhoven, The Phantoms, scoorde een hit met After Tomorrow. En met de nog altijd weergaloze single Be Mine Again tekende The Skope uit Heerlen voor het eerste Limburgse beatsucces. Tussen alle rock ’n roll-bandjes (Tielman Brothers, Peter Koelewijn) liep slechts één volwaardige hippie: Armand. De Eindhovenaar debuteerde in 1967. B-kantje Ben Ik Te Min werd zijn grootste hit. Maar een van de mooiste Nederlandse hippieplaten ooit werd gemaakt in Tiel. Take One van Mother’s Love. Wie deze plaat nog in de kast heeft, is daar hopelijk een beetje zuinig op geweest – huidige waarde op internet: 175 euro.