Ze is niet meer de invloedrijke galeriehoudster van weleer. Maar de Kunstroute die Wanda Reiff op het Plateau van Margraten organiseert, geeft veel voldoening. Voor veel mensen is het een eerste kennismaking met kunst. “Welke galerie trekt in één weekend zoveel mensen?” door Emile Hollman

In 1986 opende de Vlaamse kunstpaus Jan Hoet de galerie van Wanda en Wim Reiff aan de Rechtstraat in Maastricht. In de tien jaar daarvoor hadden ze een naam in de kunstwereld verworven met hun galerie in het Zuid-Limburgse Aalbeek. In Maastricht pakten ze op vier etages uit met werk van de Duitse kunstenaar Martin Kippenberger.

Zes jaar lang bestierden de Reiffs ook een galerie aan de Amsterdamse Herengracht, later aan de Lauriergracht. Het waren de hoogtijdagen van Wanda Reiff als galeriehoudster. De kunstenaars die ze toen aan zich bond, komen nog altijd graag naar de Kunstroute die ze elk jaar op het Plateau van Margraten organiseert. Ook al zijn sommigen grootheden geworden, zoals Marlene Dumas en de Franse kunstenaar Christian Boltanski, die Reiff als eerste bracht.

Hoewel Wanda Reiff (Poederoijen, 1939) niet durft te denken aan een leven zonder kunst en kunstenaars, relativeert ze haar eigen rol met smakelijke anekdotes. Zoals die over Martin Kippenberger die bij een tentoonstelling voor de vuist weg informeerde waar de lijsten van zijn werk waren gebleven. “Wo sind meine Rahmen?” “Er waren geen lijsten bij”, gaf Wanda Reiff terug. Om vervolgens te horen dat al die gezeefdrukte kartonnen stroken karton om het werk, waarbij ze de grote aantallen gebruikte nietjes had vervloekt, tot het werk behoorden. “Dat was hét moment waarop ik dacht: ik wil verdwijnen en nooit meer terug komen. Maar Kippenberger zag de ontzetting in mijn ogen en maakte er geen probleem van. Gekke man hoor, hij erfde geld van zijn moeder en kocht er een tankstation in Zuid-Amerika van.”

Met een grote glimlach op haar lippen vertelt ze hoe ze voor spießbürgerlich, een trut, werd uitgemaakt door een van de Neue Wilde, een Duitse kunststroming uit de jaren tachtig. De kunstenaar dweepte met nazisymbolen om discussie op gang te brengen, maar daar had Reiff geen trek in. Onder het motto ‘Baas in eigen galerie’ kon hij vertrekken. Dan maar een burgerlijke trut.

Reiff beleefde avonturen met de Amerikaanse kunstenaar William Wegman in Los Angeles, met kunstenaar Lydia Schouten in Japan en ja hoor, het verhaal over het frietbakje van Joseph Beuys wil ze nog wel eens vertellen. “Ik weet nog steeds niet hoe ik het durfde en hoe ik het overleefd heb, maar Wim had een plastic frietbakje van Beuys gekocht dat ik in Keulen met hoed en handtekening verkocht voor tienduizend dollar. Er werden achterlijke prijzen voor zijn werk betaald. Ik leefde een week in doodsangst dat het geld niet overgemaakt zou worden en daarna nog heel lang in soortgelijke angst dat de prijzen zouden kelderen. Niks voor mij. Ik vond Beuys, lach niet, integer. Ze noemen hem een sjamaan, maar ik geloofde echt dat hij dingen kon veranderen. Hij ging op zijn manier de kunstgeschiedenis te lijf.”

Een echtscheiding luidde het einde van de galerie in, en uiteindelijk vestigde ze zich in het buurtschap Wolfshuis op het Plateau van Margraten. Daar ging ze vrolijk door met wat ze niet kan laten: kunstenaars een kans geven hun werk te laten zien. Ze kan niet zonder. Nog steeds trekt ze er elke woensdag op uit om een museum of atelier te bezoeken. Een huis zonder kunst noemt ze een blotebillenhuis. “Ik ben geen verzamelaar hoor, ik heb met mezelf een afspraak: alles wat ik gekregen heb, mag ik houden.”

Wanda Reiff (l) met kunstenaar Jan Peeters: “Zeg nou zelf, welke galerie trekt op één weekend  zoveel mensen?” foto: Johannes Timmermans

Wanda Reiff (l) met kunstenaar Jan Peeters: “Zeg nou zelf, welke galerie trekt op één weekend zoveel mensen?” foto: Johannes Timmermans

Jaarlijks hoogtepunt is de Kunstroute (afgelopen jaar alweer de elfde) die start bij haar woning in Wolfshuis en in een lus van tien kilometer voert langs tal van expositieplekken en kunstenaarsateliers. Gedragen door de bewoners van de ongeveer tien huizen die Wolfshuis telt, én haar dochter Annette.

Tien jaar lang organiseerde ze het evenement met 1500 euro subsidie, sinds dit jaar is er een stichting, en leggen gemeente, provincie en het Strouven Fonds samen 5000 euro in.

Een kleine tweeduizend mensen trokken afgelopen zomer door de velden, te voet, per fiets, met een pendelbus van de ene kunsthalte naar de andere. Kuinstenaars als Henk en Micha Speth, Ton Slits, Natascha Rieter, Hans Bekkers en Lou in de Braekt gooien hun deuren open om het werk van collega-kunstenaars te ontvangen, de afgelopen editie was het kunstenaarsechtpaar Fransje Killaars en Roy Villevoye onder de genodigden. Wanda Reiff presenteerde hun werk al toen ze nog jong en veelbelovend waren.

Nog steeds, na al die jaren, komen de kunstenaars, vaak van heinde en verre, om te exposeren, ook in lastige plekken als schuren en molens. Waarom eigenlijk? Wanda Reiff: “Ze verkopen niks, ze moeten hun werk zelf komen brengen en ophangen, maar ze vinden het een feestje. Het is een mooie plek en iedereen is ontspannen. En zeg nou zelf: welke galerie trekt in één weekend zoveel mensen?”

Wat ze natuurlijk niet van zichzelf wil zeggen is dat veel kunstenaars komen voor haar. Omdat ze kunstenaars in bescherming neemt en hen uitdaagt in contact te treden met het publiek. Vooruit dan: “Ik denk dat ik kunst toegankelijk kan maken.”