Het leven maakte het Henri Jonas behoorlijk lastig. Gek genoeg zit zijn dramatische levensloop hem nu, meer dan zestig jaar na zijn dood, nog steeds in de weg. De blik op zijn werk wordt er onvermijdelijk door bepaald.
Geloof, wanhoop en liefde bij Henri Jonas
Een van de meest aangrijpende schilderijen in de overzichtstentoonstelling van Henri Jonas in Museum Spaans Gouvernement in Maastricht is een Kruisiging uit 1935. Hij schilderde het in de psychiatrische inrichting Sint Servatius in Venray, waar hij twee jaar eerder wegens een diepe depressie was opgenomen.
Naar middeleeuwse traditie is de scène overgebracht naar een meer vertrouwde omgeving, op de achtergrond zijn de torens van Maastricht te herkennen. Geheel rechts zweeft op Chagall-achtige wijze een huis, Kleine Looiersstraat 10, waar de kunstenaar vrijwel zijn hele leven woonde. De gevel vertoont grote scheuren en het dak ontbreekt. Het doek verbeeldt Jonas’ verlangen naar zijn geboortestad, maar ook de wanhoop of hij ooit nog thuis zou komen. Het ligt voor de hand het lijden van Christus te verbinden met dat van de schilder. Dit is Henri Jonas (1878-1944) ten voeten uit: de christelijke thematiek, ogenschijnlijk traditioneel vormgegeven, maar ingezet om greep te krijgen op zijn eigen ellende. En prachtig geschilderd.
Toen Jonas dit werk maakte, had hij al het nodige te verstouwen gekregen. Zijn eerste vrouw, Netteke Roukens, was in 1915 overleden aan tuberculose. Jonas was toen 36, hij verdiende zijn boterham als decoratieschilder. Daarnaast volgde hij lessen bij Rob Graafland en schilderde vlotte, impressionistische landschappen en portretten. Pas na de dood van Netteke, die hij tot het laatst toe verzorgde, vond hij de ruimte om zijn vleugels uit te slaan als schilder. Hij trok naar Amsterdam en later naar Berlijn en Zuid-Europa. Het impressionisme van Graafland maakte plaats voor meer expressie, steeds in het gareel gehouden door een hechte compositie en een enigszins kubistische stilering.
Jonas krijgt nu ook succes. De ingehouden kracht van zijn stijl maakt hem bij uitstek geschikt voor monumentaal werk. Steeds vaker ontvangt hij opdrachten voor glas-in-lood ramen: Bleijerheide, Eygelshoven, de Koepelkerk en de Lambertuskerk in Maastricht, de Staatsmijnen. Dit is het werk dat hem de reputatie geeft van een diep gelovig kunstenaar. Daar mag iets van waar zijn, maar de tentoonstelling in het Spaans Gouvernement laat zien dat het hooguit de helft van het verhaal is. Zijn vrije werk uit de jaren twintig is weinig religieus. Het zijn vooral landschappen en opvallend veel naakten.
Die naakten hebben te maken met zijn nieuwe liefde: Eugénie Servais, restaurant-caissière uit Luik. Helaas is ze gescheiden. Een huwelijk met Jonas zit er dan ook niet in, niet alleen vanwege Jonas’ zakelijke belangen bij de rooms-katholieke kerk, maar ook in verband met zijn eigen geweten – over het geweten van Eugénie maken de bronnen weinig melding. Zeven jaar lang onderhouden de twee een half-verborgen relatie. Aan het einde van 1932 forceert Jonas een breuk, die al snel leidt tot een diepe inzinking. Langs omwegen belandt Jonas in het gesticht van de Broeders der Liefde in Venray. Hij verblijft er vier jaar, geestelijk een wrak, gekweld door twijfel aan het geloof, van tijd tot tijd schilderend en verlangend naar Maastricht en zijn Adinda, zoals hij haar op een overgeleverd notitieblaadje aanduidt.
Als Jonas uiteindelijk terugkeert, is Eugénie’s voormalige echtgenoot overleden en staat niets een huwelijk meer in de weg. Een gelukkige oude dag wordt het niet. Jonas blijft zeer labiel en verblijft herhaaldelijk voor langere perioden in het ziekenhuis. Tussendoor schildert hij als een bezetene. De naakten nemen nu de vorm aan van oud-testamentische vrouwen: Hagar, Tamar, Susanne en de ouderlingen. Wat ze gemeen hebben is dat ze slachtoffers zijn van de gebeurtenissen, vooral ook van de mannen om hen heen. Zo moet hij in die jaren ook Eugénie gezien hebben: met een mengeling van liefde en schuldgevoel.
Op 15 september 1944, een dag na de bevrijding van Maastricht, overlijdt Henri Jonas. En dan is het nog niet afgelopen. Begin jaren vijftig ontstaat een onverkwikkelijke affaire rond de schilderijen die hij in Venray maakte en die zowel door de Broeders der Liefde als door de familie worden geclaimd.
En toch, hoe tragisch zijn levensverhaal ook mag zijn, het gaat uiteindelijk om de schilderijen. Jonas was geen nieuwlichter. Vanaf de jaren twintig sluit zijn werk aan bij dat van Leo Gestel, Matthieu Wiegman en andere schilders van de Bergense School en ook bij de Vlaamse expressionist Constant Permeke. In de beste schilderijen uit deze periode combineert Jonas de intensiteit van zijn geestverwanten met een opmerkelijke lichtheid van kleur en toets. Dat vleugje ‘zuiderlucht’ verdwijnt in de laatste jaren, om begrijpelijke redenen, maar de intensiteit wordt alleen maar groter.
Henri Jonas (1878-1944): zijn muzen en demonen. Museum Spaans Gouvernement, Maastricht, van 10/11/2007 tot 10/2/2008, www.museumspaansgouvernement.nl. Excursies naar kerkramen van Jonas via het museum.
* Henri Jonas, Christus aan het kruis in de Kleine Looierstraat. Olieverf op triplex, 1935. foto Museum Spaans Gouvernement/Paul Mellaart