door Duncan Liefferink
Een zaaiende boer in een okergeel landschap, mannen in bruine kielen die aardappels rapen van bruine grond, een jongetje in een groene wei met koeien – aardse thema’s en aardse kleuren overheersen in de schilderijen die staan uitgestald in een gang in abdij Rolduc. Eén schilderij is anders. Het is lila, lichtblauw, grijs, wit, verstild en stelt het Laatste Avondmaal voor.
Met Sjef Hutschemakers en twee vrijwilligers van Museum Land van Valkenburg ben ik bij de opslag van de schilder. Ze zoeken werk uit voor een tentoonstelling ter gelegenheid van Hutschemakers’ vijfentachtigste verjaardag. Hutschemakers – levendige bruine ogen, kort grijs baardje – praat, gebaart, zeult met grote doeken, hij lijkt onvermoeibaar. Over het Laatste Avondmaal ontstaat een korte discussie. Het museum wil de expositie richten op het profane werk. “Voor mij is het religieuze werk het belangrijkste”, laat de schilder weten.
Sjef Hutschemakers (Banholt, 1931) werd opgeleid door Jaap Min, de schilder van de Bergense School die in de tweede helft van de jaren vijftig lesgaf aan de Jan van Eyck Academie in Maastricht. “Een goede schilder, maar geen goede leraar”, glimlacht Hutschemakers. “Hij had de woorden niet. Hij kwam een keer naast mijn ezel staan en zei: ‘Jij schildert niet’. Toen had ik al een jaar of vier les van hem gehad! Ik zei tegen hem: ‘Laat maar eens zien hoe het dan wel moet!’ Hij pakte het palet en begon te schilderen dat de ezel ervan stond te dansen. ‘Nu jij weer’, zei hij toen hij klaar was. Meer niet. Maar ik begreep wel wat hij bedoelde. Schilderen doe je vanuit je lijf, vanuit je hart. Dat heb ik altijd vastgehouden.”
Het kloeke expressionisme van Jaap Min, de Bergense School en Vlaamse tijdgenoten als Constant Permeke is goed herkenbaar in de boerentaferelen van Hutschemakers. En dan gaat het niet alleen over de stijl, de bruintinten, de bonkige figuren en de ontzagwekkende landarbeidershanden. Het zit hem vooral in de suggestie van een onverbrekelijke, haast mystieke band tussen de mens en de grond die hij bewerkt, de cyclus van leven en dood waaraan alles en iedereen op deze aarde onderworpen is.
Hutschemakers staat aan het einde van een traditie, hij beeldt een wereld af die niet meer bestaat, in een stijl die niet meer gangbaar is. Dat mag ook als je vijfentachtig bent. Toch is het te makkelijk om zijn werk af te doen als ouderwets of nostalgisch. Daarvoor is het te krachtig. En vooral: daarvoor staat er teveel op het spel. In tijden van gentechnologie en klimaatverandering is de band tussen de mens en de aarde actueler dan ooit. Ik zie niet in waarom een plaatje van een smeltende gletsjer dat beter zou symboliseren dan een goed schilderij van een ploegende boer.
Tegen het einde van haar leven vroeg de moeder van Sjef Hutschemakers waarom hij niet religieus schilderde. Hutschemakers vertelt het verhaal in een documentaire die in april 2016 werd uitgezonden door de KRO. “Dat doe ik toch”, antwoordde hij. “Ja”, zei ze, “maar je begrijpt heel goed wat ik bedoel.” Na haar overlijden beschilderde hij het kerkje van zijn geboorteplaats Banholt in haar lievelingskleuren: lila, lichtblauw, grijs, wit. Het zijn de kleuren die ook terugkomen in het Laatste Avondmaal dat ik zie op de gang in Rolduc.
Aardse tinten voor de boerentaferelen, etherisch lila voor de religieuze voorstellingen: het lijkt of de twee werelden gescheiden zijn door een kleurbarrière. Wij weten wel beter.