e i l a n d e n a r c h i t e c t u u r
Het is de droom van steeds meer stadsplanners: de postglobale stad. Geen architecturale collage, maar helemaal ontworpen op de tekentafels. Zo komt in de Gele Zee bij Zuid-Korea het grootste landwinningsgebied ter wereld en verrijzen nieuwe grootsteden voor de kust van de Verenigde Arabische Emiraten. Zelfs Almere droomt van zulke kunstmatige eilanden.
Advertenties voor een andere planeet
Nederland heeft een reputatie op het gebied van landwinning. Zo verkondigde CDA’er Joop Atsma dat hij het ruimtegebrek wil oplossen door land te winnen in de Noordzee. Volgens hem is er een landhonger, een ruimteclaim die in de komende jaren nog aangroeit met twee tot driehonderdduizend hectaren. In 2007 lag een plan op tafel voor de bouw van een 60.000 hectare groot eiland in de vorm van een reusachtige tulp, een ‘natte droom’ van het CDA – schreven de kranten – en het Innovatieplatform. Landschapsarchitect Adriaan Geuze had de tekeningen klaarliggen, premier Balkenende vond dat het plan ‘dynamiek’ uitstraalde en de Nederlandse baggeraars vonden opgespoten zandeilanden een logische optie.
Baggeraars als Jan de Nul zijn al jaren aan het werk in Dubai, de grootste bouwput ter wereld, het Emiraat dat voor zijn kust uitgestrekte op de zee gewonnen ‘palmeilanden’ aanlegt. Bij Ras el Khaimah, waar het Vlaamse bedrijf Deme baggert, verrijst de nieuwe landengroep Al Marjan. De Nederlandse architect Rem Koolhaas, wiens Office for Metropolitan Architecture al een paar torens in Dubai bouwt, mag in het Emiraat zelfs een compleet nieuwe stad ontwerpen, Waterfront City, op een vierkant eiland, omgeven door vier aan het water gelegen stadswijken. Ook in Zuid-Korea komt er, langs de westkust, een gigantisch landwinningsgebied, Saemangeum, een kunstmatig eiland van maar liefst 401 vierkante kilometer, bijna tien keer groter dan de Palm Islands van Dubai. Zelfs in Almere droomt men van nieuwe kunstmatige eilanden, gewonnen land voor de noordwestelijke punt van de stad.
Een van de drie door Zuid-Korea geselecteerde ontwerpers is de jonge Belgische architect Alexander D’Hooghe (1973). Hij haalde aan Harvard University zijn master degree ‘stadsontwerpen’ (Met Rem Koolhaas als promotor) en is nu als architectuurprofessor verbonden aan het Massachusetts Institute of Technology in Boston. Samen met zijn architectuurbureau Org ontwerpt hij voor de zuidwestelijke delta van Zuid-Korea een nieuwe ‘economische stad’.
De stad moet “de poort van Zuid-Korea en China” worden. Behalve hotels en andere voorzieningen voor toeristen komen er fabrieken, landbouw- en natuurgebieden, een wetenschapspark of een universiteit, en een ruimtehaven, naar het voorbeeld van Virgin Galactic, waar privé-bedrijven straks ruimteschepen met toeristen kunnen lanceren.
Het project ligt in Korea al twintig jaar op de tekentafel. Aanvankelijk dachten de Koreanen aan landbouwgebied, zoals Nederland in de naoorlogse periode. Wat het gaat kosten, is vooralsnog niet te schatten. De economische activiteit op het eiland moet het hele project rendabel maken. Het visionaire plan strekt zich uit over vele jaren. Alleen al de landvulling neemt zo tien, vijftien jaar in beslag. Vervolgens duurt het enkele jaren voor je op zo’n nieuwe grond kunt bouwen, omdat die vol water en lucht zit. Je moet het eiland een derde hoger aanleggen dan beoogd, omdat de grond na verloop van tijd sterk inzakt.
Nieuw is het allemaal niet. De luchthaven van Hongkong, Chek Lap Kok, is op een kunstmatig eiland van vijf bij vijf kilometer gebouwd. Nu denkt ook Londen na over zo’n oplossing voor zijn eigen krapte aan ruimte op Heathrow. Landwinning maakt het voor planologen gemakkelijker op de tekentafel een samenhangend project te realiseren, zonder een genadeloze tabula rasa van een te renoveren of te ontwikkelen oud, organisch en historisch gegroeid stadsgebied.
Visionaire architecten als Koolhaas en D’Hooghe beschouwen zo’n kale grond als een ‘lege zandbak’, het is hun speeltuin waar ze de meest bizarre en megalomane plannen kunnen realiseren. Dubai was nog geen veertig jaar geleden een zanderig vissersdorp, nu is het een metropool. Door de hoge olieprijzen kon Dubai in hoog tempo uitgroeien tot een wereldstad, een boomtown die door velen aanvankelijk als een fata morgana werd afgedaan. Het is niet anders in Abu Dhabi, waar gewerkt wordt aan het Saadiyat Island. Naast een Cultural District, met dependances van het Guggenheim en het Louvre, wordt op het eiland een paradijselijke stad gebouwd voor 150.000 inwoners, met hotels en shopping-malls. Er wordt negen kilometer nieuw strand aangelegd. Het masterplan is bedacht door het ontwerpbureau Skidmore, Owings & Merrill. Op het 2700 hectare grote eiland wordt gewerkt aan het meest luxueuze vakantieoord ter wereld.
Net als in Dubai kent ook hier de bouwwoede geen grenzen. In 2028 krijgen de Verenigde Arabische Emiraten een geheel nieuwe hoofdstad. Het nabij Abu Dhabi gelegen Khalifa City zal worden ontwikkeld tot de belangrijkste stad van de oliestaat en gaat 4900 hectare meten, bijna twee keer de oppervlakte van het Saadiyat Island. In minder dan een kwart eeuw moet het inwonersaantal van 900.000 inwoners stijgen tot drie miljoen. De ontwikkeling van de stad, waar alle ministeries en overheidsinstanties zullen worden gevestigd, maakt deel uit van het allesoverheersende masterplan Abu Dhabi 2030.
Ten zuiden van Dubai wordt de grootste luchthaven ter wereld gebouwd, de Al Maktum International Airport, berekend voor jaarlijks 120 miljoen passagiers. Het is de snelst groeiende regio in de wereldluchtvaart. Door het door consultants zorgvuldig georkestreerde imago van ‘toeristenoord bij uitstek’ wordt nu al voorspeld dat in 2010 de Emiraten ruim vijftien miljoen toeristen zullen aantrekken.
Neem die ontwikkelingen serieus, zegt Rem Koolhaas, die het architectuurbeleid van de Emiraten met verve verdedigt en de veelal denigrerende kritiek op de oliestaatjes verwerpt. Volgens hem wordt Dubai ten onrechte het ‘Las Vegas in Arabia’ genoemd, of, ironischer, – in de woorden van Mike Davis in New Left Review – ‘Walt Disney meets Albert Speer on the shores of Arabia’. En Alexander D’Hooghe, die futuristische plannen bedacht voor het Koreaanse Saemangeum, promoveerde op het proefschrift The Liberal Monument. In de recente geschiedenis is de monumentale architectuur altijd geassocieerd met totalitaire regimes, met het Rusland van Stalin, met Duitsland, Spanje en Italië onder de fascisten. Nochtans was er in die jaren dertig ook in democratieën, zoals in de Verenigde Staten, een evolutie naar heel dominante, neoclassicistische, grootschalige gebouwen.
Alexander D’Hooghe gelooft niet dat architecten die een scherpe blik hebben en grootschalige projecten uitwerken daarmee in de voetsporen van dictators lopen. Toch heeft de hele bouwgekte in de Emiraten zijn verborgen keerzijde. Laten we wel wezen, meent Mike Davis in het virulente boek Evil Paradises – Dreamworlds of Neoliberalism, het is ‘een neoliberaal Noord-Korea’, een oase van vrij ondernemerschap zonder inkomstenbelastingen, vakbonden of oppositiepartijen, een consumptieparadijs en ook een plek om zwart geld wit te wassen, het is een land waar nooit en voor geen enkel bestuursorgaan ooit verkiezingen zijn uitgeschreven, het is een ‘familiedictatuur’.
Dat stadium van hyperkapitalisme is in Dubai inmiddels bereikt. Stakingen zijn verboden, morren wordt – zoals bij de farao’s en Romeinse keizers – afgestraft. Ironisch genoeg afficheert de stad zich in de luchthaven van Dubai met architecten en stadsplanologen die zich op posters hebben uitgedost als Romeinse en Egyptische bouwheren. En toch, zegt Koolhaas, biedt zo’n ‘hyperglobale’ stadsontwikkeling kansen voor nieuwe architectuur. Je moet het niet ironiseren, het is hun opdracht “to find optimism in the inevitable”.
Dubai is de nieuwe post-globale stad “die eerder verlangens opwekt dan problemen oplost”, zegt architect George Katodrytis, De stad is geen plek meer, geen zelfstandige eenheid, maar “een toestand”. Hij verwijst naar het essay The Generic City uit 1994 van Rem Koolhaas, die daarin een aantal spraakmakende stellingen opperde. Zijn hedendaagse steden, net als vliegvelden, allemaal hetzelfde? Een stad kan, net als een filmset in Hollywood, voortdurend van decor veranderen. De straat is dood, de enige activiteit is shoppen. Waarschijnlijk is Dubai, met zijn ultra-consumentisme (de grootste shoppingmalls) en zijn totale lifestyle-ervaringen (de grootste pretparken en paradijselijke stranden) een extreem voorbeeld van de nieuwe verstedelijking. Misschien zijn de ‘kunstmatige eilanden’ van de Emiraten, Zuid-Korea en zelfs Almere, om de filosoof Jacques Derrida te parafraseren, “niets anders dan advertenties voor een andere planeet”, voor de paradijselijke droom die zich in onze neoliberale en geheel verpretparkte westerse consumptiecultuur heeft genesteld.