400 jaar geleden overleed William Shakespeare. Zuiderlucht vroeg Jibbe Willems (38), schrijver van toneelstukken over hoogmoed en (ver)val, naar de positie van de toneelschrijver nadat hij zijn laatste punt heeft gezet. ‘Ik vraag me af of we het werk van Shakespeare nog zouden waarderen als we het opvoeren zoals hij het heeft bedoeld.’
Vaarwel!
De dag knijpt zijn ogen toe. Het slaaplied
klinkt te rauw voor jou. Nooit zag ik de lucht
bij dag zo donker worden. Wie schreeuwt zo wild?
Ik wou dat ik hier niet was. Ze zijn op jacht.
Ik maak geen schijn van kans.
[Af, achtervolgd door een beer]
(William Shakespeare, The Winter’s Tale)
De beroemdste regieaanwijzing ooit staat zonder twijfel in Shakespeares Wintersprookje. Tegen zijn zin legt edelman Antigones een in gevangenschap geboren bastaardbaby te vondeling in een verlaten streek om te sterven. Wanneer hij het toneel afgaat, wordt hij door een beer achterna gezeten en verscheurd.
Voor de vroeg zeventiende-eeuwse Londenaars was het ongetwijfeld een spectaculair gezicht – als de regisseur er tenminste voor had gekozen de regieaanwijzing op te volgen. Die beer was trouwens geen exotisch gedachtenspinsel. De eerste toneelstukken in Londen werden opgevoerd in bear bayting arena’s, waar bloeddronken honden als volksvermaak werden losgelaten op een aan een halsband vastgebonden beer.
Bij leven was Shakespeare zelf de regisseur van zijn stukken. Al is niet bekend of hij een echte beer heeft gebruikt of een acteur in berenkostuum, hij zal de schrijver vast serieus hebben genomen in zijn regieaanwijzing.
De regieaanwijzing blijft een raar ding. Het is een poging tot communicatie van de toneelschrijver met zijn regisseur, vaak de enige lezer van zijn toneelteksten. En al leert iedere student die voor theater wil gaan schrijven dat de eerste daad van een regisseur is om alle regieaanwijzingen te schrappen, ze blijven hardnekkig woekeren. Al weet de schrijver dat de tekst al het werk moet doen, dat de gesproken tekst het voertuig moet zijn van de boodschap en dat de tekst zélf de handeling moet dragen, zonder uitleg in de marge: hij blijft koppig plaatsnemen op de stoel van de regisseur en blijft hem aanwijzingen geven waarmee zijn tekst het beste tot zijn recht zal komen. Althans, dat denkt hij zelf.
Maar de regisseur is een almachtig wezen. Ik vraag me af wat Shakespeare gedacht zal hebben van een aantal recente ingrepen in zijn theaterteksten. Denk aan Eric de Vroedt, die Koning Lear als koningin ten tonele bracht, Guy Cassiers die Hamlet door een vrouw liet spelen of nog ingrijpender: Luk Perceval die Hamlet opvoert als een soort Siamese tweeling, door twee acteurs aan elkaar vastgeklonken de rol te laten spelen.
Nu ben ik daar zeker niet tegen. Ik ben ervan overtuigd dat nieuwe invalshoeken ervoor zorgen dat een eeuwenoude tekst in een nieuwe tijd kan staan. Dat een theaterstuk van honderden jaren oud zich nog kan verhouden tot een nieuwe actualiteit en daardoor zelf weer noodzaak krijgt. Ik vraag me af of we het werk van Shakespeare zo zouden waarderen als we nu doen, als we het enkel opvoeren zoals hij het zelf bedoeld heeft. Nieuwe ensceneringen genereren nieuwe betekenissen en zorgen ervoor dat een toneelstuk geen museumstuk wordt. Het heilig verklaren van de regieaanwijzing zorgt voor aderverkalking in het toneel.
De regieaanwijzing kende zijn bloeiperiode halverwege de vorige eeuw in de VS toen toneelschrijvers meer invloed wilden hebben op de opvoering van hun stukken. Zo wemelt het bij Tennessee Williams van de emotionele instructies waarbij hij aangeeft of de acteur geacht wordt zijn zinnen nerveus dan wel snakkend naar een borrel, boos, door verdriet overmand of vrolijk uit te spreken. In Cat on a Hot Tin Roof staat de regieaanwijzing:
When she talks, it’s as if the tone of her voice has the inflection of a beautiful bird, a lilting cadence that evokes a sense of innocence, but masks her true motivations. She speaks…
Ik zie de regisseur al voor me die zijn actrice aanspoort de stembuigingen van een mooie vogel te gebruiken, je weet wel, die zangerige cadans die een gevoel van onschuld oproept maar je ware beweegredenen maskeert. Of hebben ze je dat niet geleerd op de toneelschool?
Samuel Beckett, geen Amerikaan maar nóg radicaler in zijn bemoeienis met de regie, heeft in zijn testament laten opnemen dat zijn stukken tot op de adempauze moeten worden opgevoerd zoals hij het heeft gewild, met de regieaanwijzingen als heilige leidraad. Geen sinecure als je bedenkt dat sommige van zijn stukken bestaan uit pagina’s aanwijzing en nog geen tien procent dialoog.
Vooral beginnende toneelschrijvers hebben de neiging Williams en Beckett na te volgen en hun eerste stukken te larderen met aanwijzingen voor de regisseur. Het is zinloos. Zeker in Nederland, waar de theaterpraktijk grotendeels regie-gestuurd is, wordt de regieaanwijzing door de regisseur gezien als een ongeoorloofde bemoeienis met zijn vak. En vaak heeft de regisseur gelijk. Want naast zinloos is het arrogant. Alsof de schrijver vanuit zijn beschutte plek achter de computer het overzicht, de ervaring én het beste idee heeft over hoe zijn tekst tot leven kan komen. Alsof de schrijver ook nog eens de beste regisseur is van zijn tekst. Alsof de schrijver in de fictie kan geloven dat hij met enkele woorden de zinnen zoals hij ze in zijn hoofd hoort realiteit kan maken. Alsof dat bestaat.
Nu overkomt het een toneelschrijver wel eens dat hij in de zaal zit en voor zijn ogen ziet hoe zijn kindje door de regisseur in elkaar is getrapt en vrijelijk wordt misbruikt door de acteurs. Ook zelf heb ik een paar keer in die nachtmerrie gezeten. Het moment dat je op wil springen, de acteurs van het podium wil trekken en luidkeels wil schreeuwen: “Zó heb ik het nooit bedoeld!” De gedachte om de opvoering tot in de puntjes vast te leggen, kan dus verleidelijk zijn.
De realiteit is dat een toneeltekst een halffabricaat is, geen liggende tekst geschreven voor het papier, maar een tekst die rechtop moet komen te staan, op het podium. En een toneeltekst is maar één onderdeel van een voorstelling die verder wordt bepaald door het artistieke en technische team dat eraan mee werkt. Een schrijver voor theater moet zich dus afvragen wat de autonomie van een tekst is. Kan een tekst, zoals Beckett voor ogen stond, slechts op één manier worden gespeeld, en zijn alle andere interpretaties fout? Of is een tekst het voertuig van de betekenis, dat in verschillende uitvoeringen toch wel zijn doel bereikt?
Wanneer een toneelschrijver regieaanwijzingen geeft om zich te bemoeien met wat er op het podium gebeurt en zo de positie van de regisseur betwist, begeeft hij zich op een kronkelig pad. Maar wanneer hij het doet binnen de realiteit van de door hem geschapen wereld, is de regieaanwijzing een krachtig instrument om die wereld kleur en reliëf te geven. In beide gevallen is het aan de regisseur om de keuze te maken wat er met de aanwijzing gebeurt, de macht van de schrijver houdt op als hij de laatste punt heeft gezet.
Zelfs als hij Shakespeare heet. Want ik vraag me af hoeveel hedendaagse regisseurs Antigones nog af zullen laten gaan terwijl hij achterna wordt gezeten door een beer.
Hemels huwelijk
Popzanger Rufus Wainwright brengt op zijn nieuwe album Take All My Loves: 9 Shakespeare Sonnets een ode aan Shakespeare. Het album bevat negen sonnetten die de zanger opnam met gastvocalisten en acteurs, onder wie Florence Welch, Helena Bonham Carter en William Shatner.
Wainwrights belangstelling voor Shakespeare stamt uit 2009, toen de Amerikaanse toneelregisseur Robert Wilson hem vroeg om de muziek te verzorgen bij zijn stuk Shakespeare’s Sonnets. De stukken van Wainwright werden toen uitgevoerd door The San Francisco Symphony.
Daarna begon hij samen met de Britse componist Marius de Vries meer gedichten van Shakespeare op muziek te zetten, resulterend in Take All My Loves. William Shakespeare schreef zijn sonnetten in 1592-93, toen in Londen vanwege de pest geen toneelstukken mochten worden opgevoerd. (WS)