Opeens wist ik het zeker. Het kan nog goedkomen met Ajax. Het kan echt, tegenstrevers van het kaliber Louis van Gaal en Johan Cruijff in één organisatie.
Het muntje viel op 25 november, tijdens de uitreiking van de Inspiratieprijs van het Prins Bernhard Cultuurfonds in het Gouvernement in Maastricht. Op de voorste rij zaten Bonnefanten-directeur Alexander van Grevenstein en Schunck-directeur Stijn Huijts gezellig met elkaar te keuvelen.
Nou en?, zult u zeggen.
Nou ja, die twee waren nooit zo’n keuvelaars. Ze waren de Cruijff en Van Gaal van de Limburgse kunstwereld. Toen ik afgelopen zomer bij Van Grevenstein informeerde over zijn opvolger, noemde hij het “onbestaanbaar” dat die uit de regio zou komen. Vier maanden later, op die vrijdagnamiddag in het Gouvernement, begreep ik dat het onbestaanbare niet bestaat en dat Stijn Huijts de nieuwe directeur van het Bonnefanten zou worden. Iets wat ik in maart 2011 op deze plaats al als de meest logische uitkomst had beschreven, waarvoor ik van diverse kanten met pek en veren werd beloond. Zo gaat dat.
Dat de bekendmaking twee maanden op zich liet wachten, had te maken met de kronkelige wegen die selectiecommissies nu eenmaal bewandelen, en de Seelenmassage die nodig was om te voorkomen dat Huijts en Van Grevenstein, die tot zijn pensionering in 2013 in Bonnefantendienst blijft als adviseur, elkaar de tent zouden uitvechten.
Even voorspelbaar als de benoeming was de verzuchting in Heerlen hoe het nu verder moest met de daar in 2006 aangetreden ‘culturele lente’. Het begrip werd gemunt door de toenmalige burgemeester Toine Gresel en was bedoeld als prikkel, de stad moest zich nu toch echt aan de eigen haren uit het moeras trekken. Gresel begreep dat het vijf voor twaalf was voor Heerlen dat tientallen miljoenen guldens had geïnvesteerd in de uitbreiding van het theater en de redding van het totaal verkommerde Glaspaleis.
Die zo gewenste culturele lente kreeg een jaar later den gezicht toen Stijn Huijts directeur werd van het Glaspaleis.
In de jaren erna werd Schunck, de nieuwe naam die over de grens beter bekt dan het onuitspreekbare Glaspaleis de middelpuntvliedende as die Heerlen cultureel aanzien gaf. De ene keer puilde het gebouw uit van de mensen, een andere keer was het angstvallig rustig. Maar er gebéurde wat. Ambitieuze exposities over Oscar Niemeyer, John Cage en Niki de Saint Phalle werden afgewisseld met gewaagde presentaties van Kim Gordon en Stanley Donwood, het internationale hiphopfestijn IBE groeide in no time uit tot een Heerlense traditie. Onder Huijts werd Schunck (een bijna onmogelijk gebouw om te bespelen trouwens) een van de weinige plekken waar cross over meer is dan een modewoord.
Maar het lot van iedere frontstrijder is dat de medailles lang op zich laten wachten. Het trots durven zijn op datgene wat hier de laatste jaren is gerealiseerd, gaat veel Heerlenaren moeilijk af, zei Huijts laatst in een tv-interview. Daar klonk enige frustratie in door, maar hij hoeft niet ongerust te zijn. De fierheid op wat is bereikt zal met terugwerkende kracht bezit nemen van de stad nu zijn vertrek leidt tot een collectief terugkijken op de afgelopen vijf jaar.
De culturele bloei van Heerlen, daarover geen misverstand, is inmiddels meer dan een mantra. De Parkstad Limburg Theaters trekken jaarlijks 220.000 bezoekers, dat is het dubbele van de score van het Theater aan het Vrijthof. Waar het culturele leven in Maastricht grotendeels van bovenaf wordt bepaald, heeft Heerlen een zelforganiserende subcultuur (i-beta, ,Zwart Goud, KuS, Cultuurbrouwerij, ec-CBS) die zich steeds nadrukkelijker manifesteert. Daarmee vergeleken, zei de Heerlense cultuurcriticus Ben van Melick laatst met gevoel voor de onderlinge verhoudingen, “wekt Maastricht vooral de indruk van een slapend studentenstadje.” Laat Stijn Huijts vooral een grote wekker meenemen.