Voor Stromae, muzikaal fenomeen uit de krochten van multicultureel Brussel, was 2013 het jaar van de internationale doorbraak. Behalve als erfgenaam van Jacques Brel werd hij als bastaardbelg ook ingeboekt als boegbeeld van la Belgitude, het nieuwe nationale sentiment dat af wil van de bestuurlijke elite en haar gepolitiseerde agenda.

Een Vlaamse vriendin wees me afgelopen zomer op Stromae, een rijzende ster die alvast vergeleken wordt met Jacques Brel. Ik moest onmiddellijk denken aan de video’s die we eind jaren tachtig met een groepje vrienden bekeken van Brels historische optredens in Parijs in 1966. Na afloop stond een broodmagere, druipnatte man in ochtendjas op het podium. Als toegift zong hij met als houtskool fonkelende ogen Ne me quitte pas, het zweet springt uit zijn poriën.

Erfgenaam van Jacques Brel, toe maar. Hoeveel opvolgers van wielerkampioen Eddy Merckx gingen er de laatste decennia al niet ten onder in het gekletter van onmogelijk in te lossen verwachtingen?

Aanvankelijk reageerde Stromae als een blije leerling op de vergelijking. Hij was een fan van Brel, zei hij, altijd geweest. Met hem vergeleken te worden was een eer. En eigenlijk snapte hij het ook wel. Hij heeft hetzelfde Brusselse accent, en rolt graag met zijn –r, zoals Brel dat deed.

Er zijn meer overeenkomsten. Hun intensiteit. Hun dictie. Voor wie goed durft te kijken: hun fysionomie.

Al snel begreep Stromae hoe zo’n erfenis tot ondraagbare last kan worden, en begon hij zich te verweren. Pure blasfemie was het, om hem na ocharm twee cd’s te vergelijken met de mythische held Jacques Brel. Zo’n vergelijking, zei hij, was niet meer dan ijdel intellectualisme.

Na de tip van die Vlaamse vriendin zocht ik Stromae op op YouTube, zag er een formidabel filmpje van de hit Formidable en schafte de twee cd’s aan die hij tot nu toe heeft gemaakt. Helemaal onbekend klonk de muziek niet. Nummers als Alors on Danse, Bâtard en Papaoutai bleek ik te kennen van de sportschool. Althans: de muziek, niet de man erachter. Ik informeerde bij neefjes en nichtjes, met een brede grijns bevestigden ze de status van Stromae onder hun generatiegenoten. Zo begon ik Cheese (2009) en Racine Carrée (2013) grijs te draaien, vier weken luisterde ik naar niets anders meer. Het is te zeggen: Stromae biologeert en intrigeert, net als Brel indertijd. En hoewel je twee zulke verschillende carrières uit twee zulke verschillende tijdperken amper op elkaar kunt leggen, is de vergelijking zo gek nog niet.

Verschillen zijn er ook.

Brel bleef toch vooral een cultheld, Stromae is van iedereen. De verkoop van Racine Carrée gaat na drie maanden al over het half miljoen, een enorm aantal in deze tijd van downloads en streaming. De videoclip van Formidable is op YouTube 38 miljoen – als u dit leest waarschijnlijk meer dan veertig miljoen – keer bekeken. Het kan niet anders dan dat deze mix van housebeat, hiphop, rap, rumba, salsa en chanson door rangen en standen gaat, en wereldwijd de lichamen in beweging zet, op exotische stranden, in cocktail-bars, in zwoele lounge-cafés. Dat zijn muziek door de kashbah van Marrakech en de achterbuurten van Gotenburg, door bedoeïenenkampen in de Maghreb en de Franse banlieues, van Marseille tot Parijs, schalt. En, niet te vergeten, in de kantine van BX Brussel, de door de Congolees-Belgische familie Kompany gerunde voetbalclub.

Stromae is het alter ego van Paul Van Havel, op 12 maart 1985 in Brussel geboren als zoon van een Vlaamse moeder en een Rwandese vader. Stromae is een anagram voor maestro, een in het verlan (een Franse vorm van slang) gangbare omkering van lettergrepen. Van Havels vader, die hij naar eigen zeggen hooguit twaalf keer heeft gezien, werd in 1996 gedood tijdens de genocide in zijn geboorteland. De jonge Paul werd door zijn moeder met strakke hand Franstalig opgevoed in een arme buitenwijk van Brussel. Vanaf 2000 was hij actief als rapper Opmaestro. Hij studeerde aan de filmacademie, totdat hij in 2007 zijn eerste ep uitbracht. Met Alors on danse had hij twee jaar later zijn eerste internationale hit, op YouTube inmiddels goed voor zestig miljoen hits.

In Stromae’s complexe, maar altijd dansbare muziek contrasteren de vrolijk stemmende ritmes met een melancholische, soms zwartgallige ondertoon. Zijn teksten gaan over de economische crisis, armoede, relaties, het milieu, aids, sociale media, de eurocrisis, discriminatie, een engagement kortom dat je in de kille techno zelden ziet. De New York Times beschreef Stromae’s muziek als een weerspiegeling van de rusteloosheid en ontgoocheling van het oude Europa. Zelf ziet Van Havel zijn alter ego allesbehalve als een handelsreiziger van de crisis en de naargeestige sfeer die daarbij hoort. Stromae past juist in geen enkel hokje, vindt Paul Van Havel. Zijn muziek zegt helemaal niet dat het goed of slecht gaat, zijn muziek gaat over het leven zoals wij het kennen.

In zijn beste jaren was Jacques Brel (1929-1978) een bevlogen bühnebeest dat zijn publiek niet spaarde. Bijtend, zoals in Ces gens lá, of frivool, in Les bourgeois, gaf hij de mensen in de zaal het ongemakkelijke gevoel dat elk nummer over hún ging. Ook Stromae bezingt de wereld om hem heen, soms bijtend, soms frivool, maar minder poëtisch dan Brel. Als een antenne registreert hij alles wat hij ziet en hoort en voelt, en stopt het in zijn muzikale blender. Als ‘digital native’, als een kind van zijn tijd sampelt hij die indrukken en invloeden tot een koortsachtig artistiek brouwsel dat inmiddels verder gaat dan alleen zijn muziek. Weinigen maken het dna van deze generatie beter kenbaar dan Stromae. Met zijn beige teint en grijsgroene ogen is hij de etnische bastaard die hij bezingt in Bâtard:

Ni l’un, ni l’autre

bâtard tu es

tu l’étais et tu le restes

Wanneer we hem bezig zien met zijn kortgeknipte kopje, zijn slungelachtige lijf en zijn cheesy kleding zien we, nóg zo’n teken van deze tijd, ook een zorgvuldig gecreëerd imago. Zó zorgvuldig dat hij geen opvallende marketing nodig heeft met sullige, Ali B.-achtige tv-spotjes. In deze broodmagere, schijnbaar nonchalante slungel schuilt een slimme zakenman die goed in de gaten heeft hoe je de weg naar het succes plaveit, en wat dat kan opleveren.

Stromae, zegt Paul Van Havel, is geen persoon, maar een personage. Een project waarin veel energie, tijd en geld wordt gestopt. Mooi als dat de bij dat project betrokken mensen er een aardige boterham aan overhouden, zegt hij dan. Dat klinkt als een understatement, gezien de duizelingwekkende verkoopcijfers die hij sinds Racine Carrée kan overleggen. Tegelijk klinkt Van Havel oprecht als hij zegt dat hij niet weet wat hij moet denken van zijn succes, en dat hij bang is dat de wereld van glitter en glamour hem, jochie uit de achterbuurt, zal veranderen. Na het succes van Alors on danse meldde hij zich uit pure onzekerheid bij Arno Hintjens, de godfather van de Belgische popscene. Hij had schrik dat het bij die ene hit zou blijven.

Inmiddels staat Stromae voor veel meer dan alleen muziek. De trendyloze, cartooneske stijl van zijn kleding – “ik draag niet wat iedereen draagt” – wordt in de Belgische kranten breed uitgemeten. Ook hier is geen sprake van slimme marketing, die kleding hoort bij zijn eclectische persoonlijkheid. Al vóór Alors on danse liep hij door Brussel op Maians-mocassins, in klassieke kostuums in atypische kleuren met een vlinderdasje. Dat hij laatst in een interview zei dat hij gruwt van de gebreide mutsen die jongeren tegenwoordig dragen, zomer en winter, binnen en buiten, hij zij geprezen.

Intussen vormen de gestileerde mannetjes in de clip van Papaoutai, dat gaat over zijn verdwenen vader, de basis van zijn mini-collectie Mosaert die binnenkort in Brusselse pop up shops te koop wordt aangeboden. Ook Mosaert is een verlan-anagram, in het Frans klinkt het als Mozart. Dat het Van Haver menens is met zijn mode-ambities blijkt uit de geruchten dat hij werkt aan een serieuze kledinglijn, Made in Europa, met ontwerpen van jonge Belgische talenten. De sokken komen uit Frankrijk, het naaiwerk uit Portugal.

Zijn muziek gaat de wereld over, zijn modelabel is Europees, zijn habitat is Brussel, het multiculturele epicentrum van de EU. Zo lijkt Stromae een gedroomde blikvanger van la Belgitude, het nieuwe nationale sentiment dat af wil van het geneuzel over taalstrijd en separatisme en de geopolitieke mierenneukerij van de bestuurlijke elite. Weg met die allesverlammende navelstaarderij, Belgen willen weer trots zijn op hun meertalige, veelkleurige land. Het gevoel lijkt zich ook samen te ballen rond de Rode Duivels, de succesvolle nationale voetbalploeg. Aanvoerder Vincent Kompany, net als Stromae een bastaard, is er de goed van de tongriem gesneden, meertalige spreekbuis van.

Het is op zijn minst grappig om te zien hoe zenuwachtig de Vlaams-Nationalisten ervan worden. Parlementsvoorzitter Jan Peumans liet zich na de met 2-0 gewonnen WK-kwalificatiewedstrijd tegen Schotland ontvallen dat hij liever had gezien dat de Schotten hadden gewonnen. Dat zijn tenminste échte separatisten. Als tegenzet zat vijf weken later tijdens België-Wales (1-1) niet alleen premier Di Rupo, hij schijnt inmiddels het verschil te weten tussen cornervlag en penaltystip, pontificaal naast koning Filip op de eretribune. De twee hadden overduidelijk nog nooit gehoord van de tijdens de pauze optredende Stromae. De Brusselse kameleon had zich voor de gelegenheid in een Suske-en-Wiske-variant van de Rode Duivels-outfit had gehesen.

Er zijn signalen dat Vlamingen en Walen weer collectief enthousiast durven zijn over België. Ze zijn trots op de in grote Europese competities furore makende Rode Duivels, en op Stromae, die slungel die met zijn snoeiharde technomix de wereld verovert. Er zijn stemmen die la Belgitude relateren aan de wat tanende populariteit van Bart de Wevers N-VA, er zijn er die roepen dat komend voorjaar het enthousiasme over de naar het WK in Brazilië afreizende Rode Duivels zijn weerslag zal hebben op de rond die tijd te houden verkiezingen.

Zou het?

Vlamingen én Walen die weer geloven in de nationale eenheid en een federale toekomst? Iconen als Stromae en Kompany die met hun multiculturele afkomst daarin een prominente rol zullen spelen? Het gewicht zal gauw te zwaar zijn. Toen Stromae laatst op 3FM te gast was bij Giel Beelen ging het gesprek in het Engels, die taal gaat hem kennelijk beter af dan het Nederlands. Misschien zijn de Belgen gewoon op zoek naar helden die hen het gevoel geven dat ze in het buitenland weer een beetje meetellen, en blijven ze, eenmaal verborgen achter het gordijn van het stemhokje, de con-federalisten die mensen als De Wever en Peumans steunen in hun natie-splijtende ambitie.

België bestaat uit een identitaire lasagne, schreef Marc Reynebau laatst in De Standaard, waarvan voetbalbeleving hooguit één laag vormt – en popmuziek mogelijk een andere. Voorkeuren en uitspraken uit die lagen, zoals van Kompany en Stromae, zijn ideologisch niet doorwrocht genoeg om la Belgitude een steviger fundament te geven. Daartoe dienen in álle lagen van de Belgische lasagne karakters op te staan die de gemonopoliseerde politieke agenda kan ontmantelen.

Of dat gaat gebeuren, zullen we eten in het voorjaar van 2014, tijdens die cruciale verkiezingsmaand mei. Intussen moet Paul Van Havel vooral blijven doen waar hij goed in is: mensen van alle rangen, standen en kleuren, bij voor- en tegenspoed vermaken en verbinden met zijn onontkoombare en onnavolgbare bastaardstijl van muziek, theater, mode en levensstijl. Alors on danse!