Terwijl de schilder door de salon naar de gang loopt om zijn jas te halen, of zijn laarzen, dat is nog even ongewis, breekt boven de Maas een wolkenpartij open. Een strook zonlicht valt door de erker naar binnen en strijkt over de meubels en het tapijt.
Op de twee als yin en yang in elkaar geschoven vleugels – de schilder is ook pianist – liggen aquarellen te drogen. Naast een borstbeeld van Franz Liszt ligt bladmuziek van Schumanns Gesänge der Frühe.
Even verderop in de keuken is Sigrid, de vrouw van de schilder, bezig met koffie. Er zijn twee ronde gaten in de natuurstenen vloer, afgedicht met even ronde natuurstenen deksels. ‘Dat zijn vergeetputten’, zegt ze op mijn vraag.
De schilder, hij heet Koen, komt binnen met jas én laarzen, klaar voor de wandeling. Onderweg vertelt hij over de vergezichten die we tegemoet gaan, en over de weerspiegeling van de Chamia, een tachtig meter hoge rots, in het gladgestreken water van de Maas. ’s Avonds is het hier zo aardsdonker dat hij als hij in Dinant op de bus is gestapt het gevoel heeft een gitzwarte tunnel binnen te glijden. Pas terug thuis in Waulsort keert het besef van een bewoonde wereld terug.
“Kijk uit voor de gladde bladeren”, zegt Sigrid, en houdt even in. “Soms”, vervolgt ze, “stel ik me voor dat ik hier in mijn eentje met een gebroken enkel lig en word aangevreten door een everzwijn. Wat een onnozele dood zou dat zijn.” Het verbaast haar hoe ze hier als stadse madam zo goed heeft kunnen wennen. Hoe ze ’s avonds kan zitten luisteren naar de roep van een uil, weerkaatst door de helling achter het huis.
Na de wandeling, aan de keukentafel met koffie en stokbrood en kaas, komen de vergeetputten ter sprake. Koen geeft uitleg – behalve schilder en pianist is hij ook schrijver en historicus. Vergeetputten, of oubliettes, zijn onderaardse cellen, bedoeld voor gevangenen die men liever wilde vergeten. In nogal wat vergeetputten troffen archeologen trouwens geen knoken en schedels aan, maar ándere menselijke resten. Ze waren gebruikt als latrine of opslagplaats.
De ene vergeetput in de keuken is een cisterne om regenwater op te vangen, zegt Koen, de andere komt elf meter lager uit bij een ondergrondse Maas-vertakking. De streek is vergeven van dit soort grotten. Ze hebben namen als Cuvette de la Batterie des Patriotes.
Hij vertelt hoe hij in Waulsort is komen wonen. Niet ver van hier ligt Miavoye, het dorp waar Paul van Ostaijen in 1928 overleed aan tbc. Met drie vrienden ging Koen op bedevaart, om er de laatste uren van de dichter terug te vinden.
Hun leidraad was een opdracht van Richard Minne, een vriend van Van Ostaijen die vreesde voor diens literaire erfenis. ‘Spoed u’, schreef hij, ‘of de hansworsten die een middel tot zelfreclame ruiken, zijn ons voor.’ De hansworsten lieten het afweten – misschien wilden ze de weerspannige dichter liever vergeten.
Zo niet Koen en zijn drie vrienden, negentig jaar later. Ze bespraken Van Ostaijens laatste brief aan zijn Emmeken: ‘Jij denkt aan mij, ik denk aan jou, maar we kunnen niet goed maken wat eenmaal verkeerd is. En ik vond het gans verkeerd onze hoop steeds in de toekomst te verzetten, alsof wij altijd maar dezelfde blijven.’
Ze herlazen Gaston Burssens grafrede op Van Ostaijens begrafenis: ‘Op den weg hebben we slechts twee levende wezens ontmoet: een oud paard en een verweerde koetsier, die recht staande op zijn bok aan onzen jongen vriend een eerste en laatste saluut bracht.’
Na de bedevaart bleef de Maasvallei door Koens hoofd spoken. Hij bracht een bod uit op een leegstaande villa in Waulsort – waar we nu zitten, aan de keukentafel, naast de twee vergeetputten. Ja, een bedevaart kan nog steeds iemands leven veranderen.
Uitgelicht beeld: Weerspiegeling van de Chamia in de Maas bij Waulsort. foto ZOUTmagazine