Waarom mag je in vredesnaam niet controversieel zijn, vraagt Anton Dautzenberg zich af. Ook het afgelopen jaar was weer veel gedoe rond de schrijver. Over zijn nierdonatie, zijn connectie met pedofielenvereniging Martijn, zijn project met de frauderende hoogleraar Diederik Stapel en het daaropvolgende ontslag als docent, en zijn ruzie met dichter Wiel Kusters. “Het volk staat op een voetstuk, dat is geen prettige ontwikkeling.”

Voor de zoveelste keer is A.H.J. (Anton) Dautzenberg aan de kant gezet. Nu als stagedocent door de Fontys Hogeschool die hem vanwege zijn project met de frauderende hoogleraar Diederik Stapel “te controversieel” vindt. Hij nam een advocaat in de arm. Met succes: Fontys moet dokken. Toch is Dautzenberg des duivels. “Ik krijg een Berufsverbot opgelegd en de media creëren het beeld ‘met die Dautzenberg is altijd gezeik’. Dit is karaktermoord. Mijn ontslag is totaal niet onderbouwd. Ik heb dit eerder meegemaakt bij de Financial Times, Tilburg University, Universiteit Maastricht en de VPRO. Waarom mag je in vredesnaam niet controversieel zijn?”

Uit solidariteit stapte Diederik Stapel, de wetenschapper die grootscheepse datafraude pleegde, bij Fontys op als parttime docent sociale filosofie. “Met terugwerkende kracht heeft Fontys toen sociale filosofie uit de studiegids geschrapt, en het verhaal opgehangen dat Stapel alleen maar gastcolleges over zijn fraude zou geven. Dat is pertinent onwaar. Ik formuleer het zo: Daar waar de angst regeert, wint de bureaucratie het van de bezieling”, zegt schrijver en econoom Anton Dautzenberg (Heerlen, 1967) aan de keukentafel van zijn woning in Tilburg-Noord.

Waarom ben je met Stapel in zee gegaan?
“Hij benaderde mij. Hij zat in een diep dal en wilde weer deel uitmaken van de samenleving. We maakten een afspraak en het klikte. Toen zijn we een correspondentie begonnen. Allebei zijn we geïnteresseerd in begrippen als realiteit en waarheid, en die wilden we bij elkaar verkennen.”
De samenwerking tussen de dwarse schrijver en de verguisde wetenschapper resulteerde in het brievenboek De Fictiefabriek. Een poging om een theatervoorstelling van de grond te krijgen strandde door zelfoverschatting van de makers en koudwatervrees bij programmeurs. “Een theaterdirecteur zei: “Bij mij komt geen pedofiel op het podium.” Dautzenberg was om principiële redenen lid geworden van de inmiddels verboden pedofielenvereniging Martijn.

Je staat bekend als een stokebrand. Wat is je drijfveer?
“Ik verken een bepaalde thematiek: fictie en werkelijkheid. Ik ben geïnteresseerd in de rafelranden van de moraal. Ik merk dat mensen het zijn verleerd om ergens aanstoot aan te nemen. Als men zich bij een onderwerp ongemakkelijk voelt, krijgt de boodschapper de schuld terwijl het de eigen moraal is die hen parten speelt. Dautzenberg is dan de boeman. In de jaren zestig was dat wel anders. Toen Reve en Hermans controversiële thema’s aansneden, was dat hun unique selling point. Tegenwoordig word je monddood gemaakt. Ik wil me niet beklagen – ik zoek dat spanningsveld op en beschik over een scherpe pen – maar mensen zijn gauw beledigd. Het incasseringsvermogen is in rap tempo aan het verdwijnen uit de samenleving.”

Voor NRC-Handelsblad heb je recensies gemaakt van niet-bestaande boeken. Ook ik heb even gedacht dat Jan Pronk als dichter debuteerde met de bundel Late Liefde. Missie geslaagd?
“Het is leuk als dat gebeurt maar het was niet mijn opzet. Ik heb met die besprekingen iets zichtbaar willen maken. Op het moment dat een stuk in de krant een vaste opmaak krijgt, schept dat verwachtingen: dít is een nieuwsbericht, dát een redactioneel commentaar en dít een column. Lezers gaan mee met die journalistieke conventies en verkeren in de waan de werkelijkheid beet te hebben. Dat is natuurlijk niet het geval. Er is altijd moraal in het spel. Daar speel ik mee. Ook al zijn het fake-recensies, door handhaving van de lay-out, structuur, waarderingssysteem, denken lezers dat het serieus is. Zelfs na de zestiende aflevering gingen mensen bij de boekhandel informeren naar die boeken.”
Wiel Kusters schreef een ‘onderhoudende’ biografie van Nico Haak. “Haak was hét culturele antwoord op de oliecrisis.” Waarom neem je Kusters zo vaak op de korrel?
“De NRC had me gevraagd om zijn boek In en onder het dorp te bespreken. Ik vond dat een slecht boek, een hagiografie van zichzelf. Dat heb ik beargumenteerd. Kusters was zo kwaad over mijn stuk dat hij de NRC-redactie een brief stuurde waarin hij refereerde aan mijn steun aan de vereniging Martijn en aandrong op mijn ontslag. Ook andere redacties heeft hij verzocht om de samenwerking met mij te verbreken. Dat is NSB-gedrag. Zo ga je niet met collega-schrijvers om. Dat neem ik hem zeer kwalijk. Ook mijn optreden in boekhandel De Tribune in Maastricht is afgeblazen door zijn interventie. Kusters is het symbool van wat ik haat aan Limburg: de indirectheid en de lichtgeraaktheid. Sindsdien neem ik hem op de korrel. Als hij zijn lange tenen laat zien, ga ik erop trappen. Ik heb verschillende mediaverzoeken gekregen om met hem in debat te gaan, maar hij weigert steeds.”

In een opiniestuk in de Limburgse kranten heb je citaten van Kusters uit je duim gezogen. Om er aan toe te voegen: “Onzin natuurlijk, nog los van het lelijke taalgebruik.” Is dat geen spelbederf?
“De krant vroeg om een literaire bijdrage, dus ik heb een literaire bijdrage geleverd. In mijn werk, nogmaals, speel ik met fictie en werkelijkheid. Ik vind het trouwens wel mooi als het stof doet opwaaien.”

Kusters was des duivels en diskwalificeerde je als een rellenjunk.
“Jaja, ik ben een fascist. Hij mag woedend op mij zijn, maar ga dan publiekelijk het debat aan. Dan mag hij verantwoording afleggen waarom hij brieven stuurt naar redacties om mij te ontslaan.”

Je hebt een keer gezegd “alles is fictie”. Is dat een vrijbrief om erop los te fabuleren en de werkelijkheid te verdraaien?
“Je zegt ‘de werkelijkheid’. Wat is dat? Wat is waarheid? Filosofen breken zich daar al tweeduizend jaar het hoofd over. Eeuwenlang heeft religie een antwoord gegeven op het vraagstuk van de metafysische leegte en de zinloosheid van het bestaan. Door de secularisatie is de wetenschap in dat vacuüm gesprongen en eist nu het primaat op wijsheid op. Ik zet daar vraagtekens bij. Moraal is veel belangrijker dan feiten. Er wordt continu geselecteerd, geïnterpreteerd en vervormd. Een VVD-econoom trekt andere conclusies uit een wetenschappelijk onderzoek dan een PvdA-econoom. En allebei roepen ze dat ze de waarheid in pacht hebben.”

In 2011 veroorzaakte A.H.J. Dautzenberg een rel met drie verzonnen interviews in de VPRO Gids met Motörhead-zanger Lemmy. De door drank en drugs afgetakelde rockartiest ontpopte zich als een monetair-deskundige die kwistig met opinies strooide over de eurocrisis en islamitisch bankieren. Lemmy was not amused en eiste 50.000 euro schadevergoeding. “De kredietcrisis zag niemand aankomen, waarmee het bewijs is geleverd dat de economische wetenschap boterzacht is. Daar heb ik als schrijver mee gespeeld. Men trapt erin, alles wordt voor zoete koek geslikt. Zelfs de grafiek van de Flash Crash die ik maakte in de vorm van een vagina. Ik doe dit niet om te shockeren maar om iets bloot te leggen. Maar ja, de VPRO wil niks meer met mij te maken hebben.”
“Kinderen gaan weleens naast elkaar staan. Het eerste kind vertelt een verhaaltje dat het volgende moet doorvertellen. Aan het eind van de keten komt er een volstrekt ander verhaal tevoorschijn. Kinderen moeten daar om lachen. Doe je dat in de journalistiek, dan krijg je de wind van voren. Journalisten kunnen niet verdragen dat ze ook in zo’n rij staan en ruis doorgeven.”

Het thema van zijn tweede boek Samaritaan was de donatie van een van zijn nieren. Een heldendaad die op veel ongeloof stuitte. In januari van dit jaar was er het nieuwsbericht dat de nierdonatie inderdaad was verzonnen. Bron: Dautzenberg die op Radio 1 een verhaal voorlas uit zijn nieuwste verhalenbundel En dan komen de foto’s. “Eén hoofdstuk is een interview met mezelf vol ironie en flauwekul. Daarin zeg ik: ‘Natuurlijk heb ik die nier niet gedoneerd, de mensen hadden gelijk.’ Journalisten gooien zo’n verhaal, zonder het te checken, klakkeloos in het nieuws. En dan krijg ik op mijn donder omdat ik nierpatiënten zou gebruiken om aandacht te trekken. Terwijl ik een nier heb gedoneerd, met als gevolg dat vier andere personen ook een nier hebben afgestaan.” Hij toont een brief van het Erasmus MC in Rotterdam waarin hij wordt uitgenodigd voor een grootschalig onderzoek naar de gezondheid van nierdonoren.
“Er is symboolblindheid ontstaan. Realisme viert hoogtij. Het werkelijkheidsgehalte wordt van top tot teen onderzocht. Als ik een verhaal schrijf, wordt alles voor waar aangenomen. Ik speel in feite met het ongeloof en vooroordelen van de lezer. In de hele breedte kom je dit opschonend realisme tegen. Als het verzonnen is, is het oordeel van de mensen negatief.”

Waarom “moeten schrijvers durven irriteren, verwarren en verwonden”, zoals je onlangs schreef in een essay?
“Schrijvers zijn dat verleerd. Er vindt een commodificatie van de kunsten plaats. Het publiek bepaalt wat geleverd wordt, maar dat vraag-gerichte is de dood in de pot. Ik mis dwarsliggers. Het is een en al pleasend gedrag en lifestyle-geneuzel. Er zit geen bezieling meer in de kunst. Evenmin in de politiek. Aan de hand van polls wordt beoordeeld of een standpunt moet worden ingewisseld voor een mening die beter scoort bij de achterban. Het volk staat op een voetstuk, dat is geen prettige ontwikkeling.”

Foto: Perry Schrijvers