De eerste communicant, bestaat die nog in Nederland? Met een tand uit, een strikje, een handtas en gehaakte handschoenen? Kindertjes die blij zijn omdat Jezus in hun hartje komt, die bedoel ik. In België worden ze schaars. Het communiefeest is uit. Net zoals de koude schotel met zalm en asperges uit een bokaal. In plaats daarvan is er nu het heidense lentefeest met hapjes uit alle streken. Maar het verlanglijstje is gebleven. Daarop staan sinds mensenheugenis semi-plechtige geschenken zoals een wereldbol, een dierenencyclopedie, een juwelendoos, een woordenboek, een fiets.

En een bureaustoel.

Ik kreeg een bureaustoel, met een hendel en een pluimstaart. De zitting was geel en bruin, precies giraffenvel. Het was een stoel met een thema, voor mijn eerste communie.

Ik heb heel lang op de figuurlijke lelijkheid gezeten, tot de staart een rafeldraadje werd en de hendel het niet meer deed. De leuning hing scheef. Het giraffenvel liet los en het oude moes liet zich zien. Stoelen met blote vullingen, het is een treurnis die me niet kan bekoren, maar ik bleef zitten. Tot het geen gezicht meer was. De stoel was slecht voor mijn gevoel van professionalisme. Een zinnig mens typt geen literatuur op een communicantenstoel. Maar na een tijdje werd het cult. Het hoogdravende gedoe hoefde niet per se. Er was er maar eentje die op een giraf zat en dat was ik. Haha. Trouwens, dat gedoe van hoge en lage cultuur, daar heeft een giraf het sterkste hart te wereld voor, en een bloeddruk van 30 over 20. Wat Pierre Bourdieu in het moeilijk deed, bewees ik met die stoel.

Het ging jaren goed. Dat was allemaal vóór de stoel van Maarten Van Severen. Het is een duur geval, maar hij is van mij en ik zit erop. Alle dagen. De maker van de stoel is dood sinds 2005, werd opgevreten door een ik-weet-niet-wat-voor-lelijke ziekte, maar zijn stoel is blijven bestaan, in kathedraal, hamburgertent en vergaderzaal. De stoel .03 is een klassieker, zo perfect dat hij vanzelfsprekend lijkt. De stoel is de eenvoud getemd. Zo zou ik willen schrijven. Abc en raak. Vier poten en prijs.

Mensenlief, ik kan lyrisch doen over die stoel. Terwijl lyrisch het woord niet is, te ouderwets, te krullerig, te gemaakt. Terwijl de stoel van Van Severen, die is niet gemaakt, die is er altijd geweest. Hij bestaat buiten de tijd, zonder ontwerp. Hij is maar één ding: stoel, driedubbel geconcentreerd stoel. Hij rept met geen woord over zijn ontwerper. Bij de stoel van Rietveld is het toch anders, die schijnt altijd te lachen: Kijk eens hoe slim! Ook tof. Ook klassiek. Maar niet van kathedraal tot hamburgertent. Al gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen dat ik op stoel .04 zit, een later model van Van Severen, op wielen in plaats van poten, maar verder volgens hetzelfde principe, met hetzelfde polyurethaan integraalschuim dat plooit naar de grillen van de zitter. De lezer zou mij moeten zien zitten, schaamteloos met de kont op het gevloek van Maarten Van Severen.

Want wat viel te verwachten blijkt waar. De stoel is een leugen, een pak minder simpel dan hij zich voordoet. Het valt te bekijken op de tentoonstelling over stoel .03, nog tot 17 juni in Hornu, een mijnwerkersdorpje in de provincie Henegouwen. Daar ligt het geheim van mijn stoel: twee gesmokkelde veren in de rugleuning, een hoop paperassen, het ongenoegen van allerlei prototypes en de herinnering aan mensen die erdoor zijn gezakt. Maarten Van Severen heeft lang gezocht naar de volmaakte stoel en hem daarna quasi achteloos achtergelaten. Godverdomme, het is een wonder van een stoel en eerste communicant in mij is lang hemelen.