Sluiting van musea in Venlo en Sittard, een financieel debacle bij ECI Cultuurfabriek in Roermond: kan 2014 de boeken in als een cultureel rampjaar? Of zien we achter de malaise de contouren van een andere ordening – minder publiek, meer privaat – met een nieuwe creatieve klasse ? “Ze zijn geen loonslaaf, hebben geen ideologie, en krijgen geen post van een belangenclub of pensioenfonds.”

“Het verdienmodel zit in de horeca.” Zo vatte directeur René Lebens zijn visie op de toekomst van ECI Cultuurfabriek in Roermond vorige maand in dit blad samen. Of het klopt is zeer de vraag, maar Lebens heeft het niet van vreemden. Het lijkt wel borreluurtje in de kunst.

Bij het Limburgs Museum in Venlo is aan de stationskant het Grand Café de blikvanger. In Maastricht probeert cultuurhuis Marres de begroting rond te breien met een restaurant. Tijdens de zomermaanden kun je er ook buiten eten, in de prachtige stadstuin. De exploitatie van het nieuwe onderkomen van filmhuis Lumière in de Timmerfabriek is ondenkbaar zonder een ruim opgezet café-restaurant en terras aan de zonzijde van het Bassin, de historische binnenhaven. In hartje stad heeft Museum aan het Vrijthof aan de straatkant een Grand-Café ingericht. De museumpresentatie bevindt zich, achter gordijnen, in het achterhuis.

Het wachten is op een enquête van de lokale VVV: ‘Bij welke cultuurinstelling eet je het lekkerst?’

Maar helpt het, horeca? Voor een kleine speler als het Museum aan het Vrijthof is het, ondanks het Grand Café, zelfs op een A-locatie bijna onmogelijk om te overleven. Dat de buiten het Roermondse stadscentrum gelegen ECI Cultuurfabriek, zoals de directeur suggereert, met meer horeca wél succesvol zou zijn, is een wensdroom. Het complex heeft een krankzinnige logistiek met aan de achterkant een veel te klein, weggestopt café, en aan de voorkant een sterrenrestaurant. Cadeautje van de lokale VVD, toen die nog aan de macht was.

Clash Project van Fashion Clash Maastricht. Foto: brankopopovic.blogspot.nl

Horeca gaat de culturele sector heus niet redden, daarvoor is de problematiek ook te groot. De sector tobt vooral met zichzelf. Laten we een Tour de Limbourg maken, een rondje Limburg, om te kijken wat er aan de hand is. In Venlo worstelde de politiek het afgelopen jaar met twee hoofdpijndossiers. Eerst was er een ‘onafhankelijk’ onderzoek naar het mikwe, nadat duidelijk was geworden dat de brokstukken van een middeleeuws joods badhuis bij nader inzien waarschijnlijk de restanten van een gierput waren – overigens pas nadat ze onder luid gejuich in het daartoe voor drie miljoen euro verbouwde Limburgs Museum waren binnen getakeld. Een extern rapport, hoe vernietigend ook, bleef zonder gevolgen. Iedereen had schuld, en dus niemand. Men dronk een glas, deed een plas en zag dat het goed was.

Naar eigen zeggen schrijft tv-presentator/muzikant Frans Pollux aan een roman over opkomst en ondergang van de mikwe-mythe. Benieuwd hoe Pollux, spreekbuis van het Venlose particularisme, zich daaruit gaat redden.

Het tweede Venlose hoofdpijndossier is Museum Van Bommel Van Dam. Nu de stedelijke cultuurruif is leeggegeten door een uitbreiding van theater De Maaspoort en de bouw van het nieuwe poppodium Grenswerk, is Museum Van Bommel Van Dam tot voetnoot geworden in het stedelijk beleid. Dalende bezoekers en achterstallig onderhoud zijn voor de gemeente aanleiding het museum op te doeken. De collectie kan worden ondergebracht in het naburige Limburgs Museum – dat daarvoor best nóg een nieuwe vleugel, kosten zes miljoen, wil aanbouwen. Of de provincie, eigenaar van het Limburgs Museum, maar even de portemonnee wil trekken. Maar die heeft daar, dank je de koekoek na het mikwe-echec, weinig trek in.

Elders is het gras niet veel groener. Vijftig kilometer zuidelijker sluit Sittard-Geleen de deuren van Museum Het Domein. Een geldkwestie, net als andere instellingen verdwijnt het museum in een nieuwe cultuurkoepel waarvoor de naam De Domijnen is bedacht. In Sittard denkt men dat cultuurinstellingen beter en efficiënter gaan functioneren als je ze bij elkaar stopt. Klopt dat? Wie wordt er beter van wanneer een theaterprogrammeur die al achttien jaar heeft zitten programmeren voortaan wordt ingezet als curator hedendaagse kunst?

Flauw? Het voorbeeld werd me uit de praktijk aangereikt door een behulpzame, bij de operatie betrokken ambtenaar.

Verder zuidwaarts nu. Op 1 januari gaat Schunck Heerlen, de amper tien jaar oude cultuurcluster in het Glaspaleis, op in een stichting. Ook inhoudelijk vindt er een herijking plaats. Zo is de rol en functie van de afdeling beeldende kunst, enige tijd een spraakmakend onderdeel, nog steeds onduidelijk. Overigens was de horeca het eerste probleem dat werd opgelost. Sinds begin dit jaar zit op de vijfde verdieping het overigens voortreffelijke bistro Mijn Streek. Terwijl Roermond en Sittard denken beter af te zijn met het bundelen van cultuurinstellingen, klinken in Heerlen stemmen op om de cluster weer te ontrafelen. Nu de acht jaar geleden uitgeroepen Culturele Lente is weggeëbd, hebben mensen heimwee naar vroeger. Naar, los van elkaar, een museum, een muziekschool, een bibliotheek, een filmhuis en een architectuurcentrum. Weg met de overhead en de bureaucratie, lang leve de toegewijde deskundigheid in wendbare organisaties met een menselijke maat. Is het de slinger van de klok? Of onderdeel van een nostalgische beweging die zich ook elders, bij de bouw van een nieuw station, de toekomst toe-eigent?

Ook in Maastricht is een nieuwe dynamiek ontstaan. Nu het streven om Culturele Hoofdstad van Europa te worden is mislukt, kiest de politiek voor mainstream cultuur. Na jarenlang soebatten wordt de Timmerfabriek heringericht, met

Café-restaurant de Brandweerkantine in Maastricht. Foto: Zuiderlucht

nieuwe onderkomens voor pop (Muziekgieterij) en film (Lumière Cinema). Daarnaast kiest de stad voor een nieuw marketingconcept: Modestad Maastricht.

Het is duidelijk: de stad kiest andere prioriteiten, wellicht omdat het bestaande bestel in een impasse zit. Het idealisme van het ooit door de theaterdirecteur Guido Wevers bedachte concept Toneelstad Maastricht is verdwenen. Theaterwerkplaats Het Huis van Bourgondië is ten grave gedragen, Toneelgroep Maastricht is aan het herbronnen. Marres ontbeert vooralsnog de dwingende lijn van Guus Beumer, terwijl het Bonnefantenmuseum een stuk minder rock ’n roll is dan van directeur Stijn Huijts, gezien zijn eerdere staat van dienst bij Het Domein en Schunck, door velen werd verwacht.

Venlo, Roermond, Sittard, Heerlen en Maastricht, overal staat het traditionele bestel ter discussie. Voor een deel wordt dat debat van buiten gevoed. Gemeentelijke overheden worstelen met vanuit Den Haag overgehevelde bezuinigingen. De klassieke cultuurinstellingen kampen met een vergrijzend publiek; actrice Carine Crutzen klaagde in een interview steen en been: het publiek waarvoor ze speelt wordt oud, ouder, oudst. Het kan niet alleen de vergrijzing zijn. Waarom zien we in Duitsland en Engeland meer jongeren in theaters en musea dan hier? Komt het door de afbraak van het cultuuronderwijs hier?

De treurnis komt niet uit de lucht vallen, maar er is meer aan de hand. Nog maar vijf jaar geleden werd het beeld bepaald door persoonlijkheden als Stijn Huijts en Guus Beumer die elkaar binnen en buiten de muren van hun domeinen uitdaagden tot spraakmakende presentaties. In het theaters was er Guido Wevers die op de barricaden klom om Maastricht tot een echte toneelstad te laten uitgroeien.

De bravoure lijkt verdwenen. Liepen de heren (dames doen in dit spel niet mee) te ver voor de troepen uit, of is er geen opvolging? En waar is het persoonlijk engagement? Terwijl hun musea van hogerhand worden gesloten, laten de directeuren van Van Bommel Van Dam en Het Domein het voor de buitenwereld althans afweten. Geen rokende barricaden in Venlo en Sittard, als gezagsgetrouwe ambtenaren werken ze loyaal mee aan hun eigen executie.

En dat terwijl beide musea er kwamen door persoonlijke inzet, visie en betrokkenheid.

Het Domein verwierf vanaf midden jaren negentig naam met Stijn Huijts als bevlogen directeur die door burgemeester en kunstliefhebber Wim Dijkstra uit de wind werd gehouden. Maar er werd ook een publiek opgebouwd, een achterban bediend – en daar is de laatste jaren toch de klad in gekomen. Wie in kerkdorpen als Buchten en Limbricht Engelstalige posters van exposities ophangt, maakt het zijn tegenstanders wel erg makkelijk.

Museum Van Bommel Van Dam werd in de jaren zeventig gebouwd om de collectie van het gelijknamig echtpaar te huisvesten. Nog maar vijf jaar geleden smeedde toenmalig wethouder Peter Freij plannen voor uitbreiding van het museum. Maar vandaag is anders dan gisteren. Zijn opvolger excuseerde zich afgelopen jaar bij de opening van een expositie omdat werd verwacht bij de beugelclub van Hout-Blerick.

Persoonlijk engagement was er ook bij de totstandkoming van ECI Cultuurfabriek in Roermond, maar dan van een andere orde. ECI was een politiek-strategisch project met megalomane trekken, waarvan de hoofdrolspelers binnenkort worden verwacht in de rechtszaal, op verdenking van corruptie. ECI was een toneelspel waarin schimmige vastgoedtransacties werden vermomd als city-branding. Kunst en cultuur vormden de coulissen, met daartussen een ECI-directeur die van voor noch achter wist. De programmering was opvulling, het publiek bleef weg.

Los van de personen, de prioriteiten zijn anders, van noord tot zuid. De bakens zijn verzet, net als de zinnen. In Heerlen brandt de lamp niet langer bij Schunck, maar bij IBA Parkstad, een initiatief dat tot 2020 het stedelijk leven in een parkachtige omgeving een nieuwe dynamiek wil geven. Maastricht vaart een andere koers met een accent op mode, pop, film en (nieuwe) media – ook al ontbreekt die laatste groep in het portfolio van de cultuurwethouder. Het is ze gegund, al die jonge talenten, maar de mode-, de muziek- en de filmindustrie is bepaald minder lucratief dan wordt gesuggereerd. Voor jonge makers valt er althans geen droog brood te verdienen – waar trouwens wel? Het zijn wereldomvattende industrieën waar miljarden omgaan, maar die worden vooral opgestreken door e-concerns als iTunes, Fox en Spotify. Wie heeft al eens een modeontwerper ontmoet die zijn of haar eigen broek kan ophouden? Een popband waarvan de leden géén (bij)baan of uitkering hebben? Een filmmaker die nog nooit bij het UWV is geweest?

Op presentatie-niveau geldt hetzelfde. Fashion Clash, Muziekgieterij en Lumière kunnen ook in de toekomst niet zonder overheidssteun.

Is dat erg?

Nee.

Ook buiten de kunsten is er geen enkele sector die zonder vreemd kapitaal kan. Als dat niet uit de vrije markt komt, kan de overheid als geldverstrekker fungeren. Net als in de wegenbouw, scheepvaart, technologie, defensie, gezondheidszorg en onderwijs.

De koerswijziging in Maastricht is niet alleen een politieke beweging. In de volle breedte vindt er een verschuiving plaats van de klassieke cultuurinstellingen naar jonge, meer marktgerichte subculturen, maatschappelijk verschuift de aandacht van publiek naar privaat. In deze samenleving waar subculturen weer een rol opeisen, vervagen ook de klassieke tegenstellingen tussen producent en consument, net als die tussen professional en amateur. De ene keer zijn ben je dit, de andere keer dat. En soms allebei tegelijk. Het kan. En niemand die er gek van opkijkt.

De overheid speelt nog slechts een rol op afstand. Creatievelingen hebben hun eigen prioriteiten, subsidieregelingen, met al hun disclaimers en bureaucratie, horen daar niet toe. Ze zoeken het zelf wel uit. Liever dan met wat er zou moeten komen, gaan ze aan de slag met wat er ís, en ontwikkelen daarin een eigen professioneel bestaan. Dat is vaak wankel, en dat geeft niet. Met zijn allen vormen de tientallen jonge bedrijfjes C-Mill in Heerlen, De Brandweer Maastricht en andere vergelijkbare constructies voortdurend nieuwe, informele, vaak kortstondige netwerken die, indachtig de tijdgeest, niet verticaal maar horizontaal zijn georganiseerd. De creatievelingen van deze tijd zijn vluchtig, snel en beweeglijk – het concept van de pop up store is, op allerlei niveaus, in tal van verschijningsvormen, een blijvertje.

Wat ook erg fijn is: ze hebben geen grote ego’s. Ze houden niet van wachten, en al helemaal niet van slap gelul over regionale identiteit en het DNA van een stad. Ze willen niet lastig worden gevallen door instituties, maar ergens de schouders onder zetten. Ze denken niet in verdienmodellen, maar willen pieken verdienen om hun huis in te richten, een nieuwe iMac te kopen of drie maanden te backpacken in Australië. Ze willen geen loonslaaf zijn, hebben geen ideologie, en krijgen geen post van een belangenclub of pensioenfonds. Ze hebben geen vaste werktijden, en ontmoeten elkaar op plekken waar het vonkt, waar het vandaag anders is dan gisteren. Ze zoeken een eigen leven.

Foto boven: ECI