Antwerpen herbergt de grootste joods-orthodox-gemeenschap ter wereld. Margot Vanderstraeten schreef twee boeken die een ongekende kijk bieden op deze hermetisch gesloten wereld. WIDO SMEETS zocht haar op. ‘Misschien willen we dat uiteindelijk allemaal: anders zijn. Zijn wie we zijn. Zou het niet?’
De lift is kapot, zegt Margot Vanderstraeten terwijl ze me door de koetsgang voorgaat naar het in weldadig hout uitgevoerde trappenhuis. Op de tweede etage van de voormalige bankierswoning wacht een ruim appartement met bewerkte plafonds en hoge, dubbele deuren.
Nog voor we ons op een L-vormige canapé nestelen vertel ik haar hoe ik afgelopen najaar tijdens een lunch op de Dageraadplaats in Antwerpen uitkeek op een speeltuin met joodse kinderen. Even verderop, bij de opticien, stond een rij joodse klanten te wachten, buiten, vanwege de corona-restricties. Kinderen en volwassenen waren herkenbaar aan hun kleding.

Eenzame man met hoed en rolkoffer, op de achtergrond de bedding van Antwerpen Centraal. © danzollmann.com, foto uit Shtetl
Ik herinnerde me het ongerijmde van mijn gedachten. Dat er geen antwoorden kwamen op de vragen die ik mezelf stelde, daar op dat terras. Onwetendheid is een last die niet graag op de voorgrond treedt.
Niet veel later las ik Mazzel tov (2017) en Minjan (2021) van Margot Vanderstraeten, en begreep ik dat de spelende kinderen van modern-orthodoxe komaf waren, en dat de rij wachtenden bij de opticien chassidische joden waren – nóg traditioneler dus. Met terugwerkende kracht herkende ik ze aan de kleding, de keppeltjes, de peyes (pijpenkrullen langs de slapen van de mannen) en de tsietstiet (de franjes van hun gebedskleed die onder hun zwarte jassen uitpiepen). Ik weet nu dat de getrouwde vrouwen er een sjeitel dragen, een pruik, en dat die bij de chassieden korter is, meestal is het een pagemodel, dan bij de modern-orthodoxen.
De boeken van Margot Vanderstraeten lieten me huiveren van mijn eigen onwetendheid.
Na afloop van het interview begeleidt ze me door het houten trappenhuis weer naar beneden. Ik heb besloten te gaan lunchen bij Hoffy’s, het restaurant van de broers Mosje, Yumi en Janki Hoffman in de Diamantwijk.
‘Het internationale karakter van deze buurt’, had ik in Minjan gelezen, ‘wordt niet door multinationals bepaald, maar door de mensen die er wonen en werken. Op straat hoor ja alle talen maar toch voornamelijk Jiddisch en Hebreeuws. Het is een paradox. In dit sjtetl, in dit op zichzelf staande stadje in de stad, bruist een kosmopolitisme op mensenmaat.’
Ik wist dat Hoffy’s op vrijdag tot half vier open is – daarna begint de sjabbat, de joodse rustdag. Rond half twee stap ik binnen, er zijn drie tafeltjes bezet. Vanachter de vrijwel lege koeltoog schuifelt Benjamin Hoffman naar voren, hij vraagt wat ik kom doen.
Ik: ‘Ik zou graag willen lunchen.’
Hij: ‘Dat gaat niet meer, we zijn dicht.’
Ik, verbaasd rondkijkend: ‘Om half vier toch?’
Hij: ‘Vandaag sluiten we om half twee.’
Ik: ‘Margot Vanderstraeten heeft u net verwittigd van mijn komst.’
Hij: ‘O, bent u het? Kom verder! Wat kan ik voor u bereiden?’
Even later brengt hij een mandje challe, gevlochten brood voor de sjabbat, met sauzen en gekruide stukjes augurk, en schenkt een witte wijn. Hij wijst op het etiket, de wijn komt van de Golan-hoogte. Hij praat nog wat met de andere gasten en neemt dan afscheid, om zich voor te bereiden op de sjabbat. Vanwege de vroege zonsondergang begint die eerder dan in de zomer. Vandaar de vroege sluitingstijd.
Die uitleg krijg ik van Walter, de niet-joodse kelner die hij al 24 jaar in dienst is bij de Hoffy’s. Hij spreekt zeven talen, waaronder Jiddisch en Hebreeuws. Vandaag blijft hij als laatste, tot na zonsondergang als het nodig is. De tsjolent (het traditionele stoofpotje) is op is; even later schuift hij de tafel vol met kigel, latke, portobello, groenteterrine, kippenbouillon, kalfsgehakt, koolsalade, poelkies en nog veel meer.
Voor het eerst van mijn leven eet ik koosjer; alles is bereid naar de letter van de kasjroet, de duizenden jaren oude Joodse spijswetten.
Mosje Hoffman, de oudste van de broers, is een van de personages in Minjan, het boek waar Margot Vanderstraeten haar ontmoetingen beschrijft met orthodoxe joden in Antwerpen. Het is het vervolg op Mazzel tov, over haar belevenissen als kindermeisje bij een joods-orthodox gezin in Antwerpen, begin jaren negentig. Tot de dag van vandaag is ze contact blijven houden met de familie.
Met bijna 100.000 verkochte exemplaren was Mazzel tov een bestseller. ‘Het succes heeft iedereen verrast’, zegt Vanderstraeten, ‘niemand kon weten dat die interesse zo groot zou zijn.’ Het hielp, zegt ze, dat Netflix twee jaar na het verschijnen van het boek de miniserie Unorthodox uitzond, over een chassidisch-joodse vrouw die ontsnapt uit een gearrangeerd huwelijk.
Tot Mazzel tov combineerde Margot Vanderstraeten (Zonhoven, 1967) het schrijverschap met een bestaan als journalist. Het boek betekende haar definitieve doorbraak als schrijfster. ‘Het is fantastisch als je merkt dat je eigen levensverhaal een universele waarde heeft. Dat besef had ik niet toen ik aan het schrijven was.’
Toen ze aan Mazzel tov begon, had ze haar journalistieke bestaan net opgegeven. ‘Ik besloot te stoppen toen bij de krant (De Morgen, WS) de directies waren veranderd. Voor de lange stukken over onbekende mensen die ik schreef was geen interesse meer. Alles moest sneller, vluchtiger, bekender. En áls er een idee werd goedgekeurd, zou ik minder dan de helft betaald krijgen dan voordien, voor hetzelfde werk. Het is verschrikkelijk. De meeste free lance journalisten en fotografen van mijn generatie hebben intussen een andere job.’
Ze was van plan als lerares Nederlands te gaan werken; door het succes van het boek was die noodsprong niet nodig. Ze begon lezingen te geven. En met fotograaf Dan Zollmann maakte ze de tentoonstelling Buren 2018, over de joods-orthodoxe gemeenschap in België.
Met Mazzel tov gaf u de Vlamingen een inkijk in een wereld die ze niet kenden. Hoe waren de reacties?
‘Modern-orthodoxe en chassidische joden worden in Vlaanderen geassocieerd met Antwerpen. Hun zichtbaarheid is groot, maar we weten we weinig tot niets van hen. Er is een drempel die door hun in stand wordt gehouden, en er is een irreële angst. Er zit een bijna ingebakken achterdocht; bruggenbouwers als de Hoffy’s hebben het daardoor soms moeilijk. De broers spannen zich om contact te leggen met niet-joden, en krijgen daarop kritiek vanuit de eigen gemeenschap. In Minjan vertelt een vrouw een witz over twee joodse jongens die door het stadspark lopen. Wanneer ze zien dat twee mannen hun tegemoet komen, steken ze over. “Da’s beter”, zegt de een tegen de ander, want “zij zijn met zijn tweeën, wij zijn maar alleen.” Dit zegt alles. Ze lopen van je weg, je komt niets van ze te weten.’
Ze weten ook weinig van elkaar.
‘Het is pas van Minjan dat ik me realiseer dat joodse buren van verschillende strekkingen helemaal niets weten van elkaar. Modern-orthodoxen en de ultra-orthodoxe chassiden, gaan hooguit naar dezelfde winkels, ze bemoeien zich niet met elkaar.’
Chassiden weten weinig van de wereld waarin ze leven, noch van hun eigen geschiedenis. Bij de tentoonstelling Buren 2018 waren joodse bezoekers die voor het eerst foto’s van de Holocaust zagen.
‘Binnen het chassidisme heb je tientallen strekkingen. De ene chassidische sjoel wil niets van de andere weten. Ze hebben andere rebbes. En het is waar: een grote groep chassiden keert zich met de rug naar de buitenwereld. Over de Holocaust weten ze weinig, enkel van de familieleden die ze hebben verloren. Veel chassidisch onderwijs probeert het reguliere programma te beperken tot de hoogst noodzakelijke dingen. Het stuurt op zo weinig mogelijk aards en zo veel mogelijk religieus. Na de opening van Buren 2018 zag ik inderdaad iemand in boeken bladeren waar hij voor de allereerste keer werd geconfronteerd met de beelden van de concentratiekampen, de gasovens, de lijken. Ook Mosje Hoffman kende die beelden niet, het enige dat hij wist was dat hij in de oorlog 32 familieleden heeft verloren. Hij was compleet overstuur na de expositie.’

Margot Vanderstraeten: ‘Ik blijf een ongelovige, maar ik
vind zo’n sjabbesavond vol rituelen boeiend, intiem en
intens.’ foto Marleen Daniëls
Uw jaren als werkstudente bij een orthodoxe familie hebben mede uw leven bepaald.
‘Geleidelijk ben ik gaan inzien hoe belangrijk die fase in mijn leven is geweest. Ik gaf de kinderen les, maar als ik nu nadenk over de lessen die ík daar heb gekregen! Ik heb er iets fundamenteel menselijks geleerd, over omgaan met elkaar, over hoe de mens achter de religie te blijven zien – zoals zij ook achter mij hebben gekeken. Eigenlijk was ik vooral met mezelf bezig. Ik studeerde, ik woonde samen, ik betaalde zelf mijn studies; het was te veel voor iemand van mijn leeftijd. Binnen de familie moest ik me vooral bekommeren om de oudste dochter Elzira; als zij niet zo speciaal was geweest, was ik snel afgehaakt. Ze hebben me vitaminen aangereikt die me voor de rest van mijn leven kracht geven.’
De kinderen van de familie Schneider, zoals ze in het boek heten, hadden het materieel goed, zeker gezien Vanderstraetens eigen herkomst, de Limburgse Kempen. ‘Mijn moeder was onderwijzeres, mijn vader werkte bij een bouwbedrijf, mijn grootvader had als mijnwerker ondergronds gewerkt. De Scheiders waren na de Tweede Wereldoorlog vanaf nul begonnen, dat gold voor de hele joodse gemeenschap in Antwerpen. De diamantsector leefde snel op, de hechtheid van hun gemeenschap heeft dat proces versterkt. De vader van Elzira was diamanthandelaar, de familie was welgesteld, maar behoorde niet tot de rijkste burgerklasse. Er was voor iedereen werk, in alle geledingen. ‘
‘Het is veel complexer dan mensen denken. Daarom wilde ik erover schrijven. Als je twee joden hebt, heb je drie meningen.’pe
Wanneer besloot u tot het schrijven van Mazzel tov?
‘Voorafgaand aan de Frankfurter Buchmesse zat ik in een vliegtuig naast Adriaan van Dis, hij was zich aan het inlezen voor een documentaire-reeks over het jodendom. We raakten aan de praat over het onderwerp, hij vroeg zich af waar mijn gedetailleerde kennis vandaan kwam. Toen ik over mijn jaren bij de Schneiders vertelde, zei hij: “Daar heb je toch wel over geschreven, mag ik hopen.” Bij uitgeverij Atlas/Contact hadden we dezelfde redactrice, die heb ik toen gebeld, en ik ben meteen beginnen schrijven. Adriaan deed me inzien dat de verhalen die zo dicht bij me lagen een universele waarde hadden. Wat ook meespeelde was de polarisering van het conflict tussen Israël en Palestina, en de anti-Joodse opmerkingen die ik in mijn eigen linkse kringen hoorde. Dan gingen bij mij alle haren overeind staan, ik dacht: “Het klopt niet. Er is te weinig kennis. Die urgentie heeft gemaakt dat ik erover wilde schrijven: om duidelijk te maken dat het echt complexer is dan men denkt, dat het zo divers is. Als je twee joden hebt, heb je drie meningen.’
‘Assimilatie is onze dood,’ zegt Jakov Schneider in Mazzel tov. En een joodse huwelijksmakelaar zegt in Minjan: ‘Hoe minder mensen over ons leven weten, hoe beter.’
‘Dat is nog altijd zo. Het is een standaardzinnetje bij vrome joden.’
‘De niet-gelovige Amerikaanse journalist Daniel Pearl beriep zich in de laatste seconden van zijn leven, net voor hij door IS werd onthoofd, op zijn traditioneel-joodse afkomst’
Het is ook een paradox. Met hun traditionele kleding trekken ze de aandacht; tegelijkertijd willen ze niet opvallen.
‘Dat is ook een interessante vraag in het algemeen. Als je weet hoe de joden door de eeuwen heen zijn vervolgd – de vrome joden zouden het zoveel gemakkelijker hebben gehad als ze zouden assimileren. Maar dat willen ze niet. Overigens is tachtig procent van de joden wél geassimileerd. Een van hen, de Amerikaanse journalist Daniel Pearl, beriep zich in de laatste seconden van zijn leven, net voor hij door IS werd onthoofd, op zijn traditioneel-joodse afkomst. Pearl was een seculiere jood. Wat is dat toch, dat je niet wil opvallen en tegelijkertijd datgene wat je tot jood maakt, niet wil opgeven? Het is niet dat de godsdienst die je tot jood maakt. Het is complex, en fascinerend.’

Pesach (Joods Pasen), alle metalen en glazen kookgerei wordt in kokend water ondergedompeld om het volledig koosjer te maken. © danzollmann.com, foto uit Shtetl
Willen we dat niet allemaal: gezien worden zonder in het middelpunt te staan?
‘Wat ik bewonder aan de mensen in Mazzel tov en Minjan is dat zij ervoor kiezen om een minderheid te zijn en daarin volharden, ondanks alle tegenstand en moeilijkheden die dat oplevert. Ik denk trouwens dat aan die houding een vorm van antisemitisme te wijten is: dat wij als niet-joden er eigenlijk jaloers op zijn, dat ze dat doen, en kunnen, en erin volharden. Misschien willen we dat uiteindelijk allemaal: anders zijn. Zijn wie we zijn. Zou het niet?’
Inmiddels is Vanderstraten zo ingeburgerd in de orthodox-joodse gemeenschap dat ze af en toe wordt uitgenodigd om bij een familie de sjabbat te komen vieren. In Mazzel tov beschreef ze dat nog als het binnenstappen in een ’tableau vivant waarin we niet thuishoorden.’
‘Wij als niet-joden zijn eigenlijk jaloers op ze, dat ze dat doen, en kunnen, en erin volharden’
En nu?
‘Het gevoel van buitenstaander zal nooit verdwijnen, al kijk ik met minder grote ogen dan toen. De neiging om me te bekeren heb ik nimmer gevoeld, ik blijf een ongelovige, maar ik vind zo’n sjabbesavond vol rituelen boeiend, intiem en intens. De avonden die ik beleefde, waren ook gezellig, zoals bij ons een communiefeest. Zodra bekend wordt dat iemand naar België is gevlogen en op vrijdagavond op een hotel zit, wordt er geregeld waar hij of zij die avond gaat eten, en sjabbes viert. Dat omkijken naar de ander is een levenshouding, het is structureel georganiseerd. Wij seculieren hebben dat te weinig.’
Waarom willen joden, we lezen het ook in Minjan, altijd een witz vertellen?
‘Ik weet het niet, maar het is wel zo, zeker door mannen, bevestigd, waar ik ook kom. Misschien is het de onzekerheid in hun omgang met niet-joden. Misschien, maar dat is een gok hé, is het een vorm van gezonde behaagzucht die ontstaat uit gebrek aan zelfvertrouwen. In vrome joden schuilt wellicht een angst om niet sympathiek gevonden te worden, hetgeen natuurlijk te maken met dat hele verleden, door de eeuwen heen.’
Ze zijn niet altijd leuk, die grappen.
‘Het ontspant hen, dat zie je wel. Het is een dwangmatige patroon, met name bij de gelovigen. Het is zo oud als de straat, en de spagaat van iedere jood: anders willen zijn, en toch geliefd.’
Margot Vanderstraeten, Mazzeltov (2015) en Minjan (2021). Uitgeverij Atlas Contact.
Dan Zollman, Shetl. A unique portrait of Antwerp Orthodox Jews (2016). Uitgeverij Marque Belge. danzollman.com