Na het verzoek gedichten te schrijven bij haar composities verdiepte Frans Budé zich in de Maastrichtse componiste Andrée Bonhomme (1905-1982). Al luisterend raakt de dichter in de ban van haar werk en volgt haar voetsporen tot in Parijs. “Als je vrij en sterk wil zijn – werk!”

door Frans Budé

Gare du Nord, Parijs. Daar stapt ze begin jaren dertig uit de trein na een lange en vermoeiende reis vanuit Maastricht. Aan haar linker arm een sierlijk rieten tasje, rechts het kleine koffer dat hier en daar slijtplekken vertoont. Het is dan ook niet haar eerste reis naar Parijs. Ze neemt de metro tot Barbès Rochechouart, stapt over, en verder gaat het tot Blanche, haar eindstation. Zo dadelijk zal ze de Boulevard de Clichy oversteken om aan te bellen op nummer 10.

Vierentwintig is Andreé Bonhomme als ze voor het eerst de befaamde muziekpedagoog Darius Milhaud (1892-1974) bezoekt in het achttiende arrondissement. Muziek is haar lust en leven. Nog heel wat ontmoetingen in Parijs zullen volgen.

Als 7-jarig schoolmeisje krijgt Andrée pianoles van Maria Gielen. Nauwelijks vijftien jaar oud voltooit ze haar eerste compositie: Het lied der dennen. Componist en pianist Charles Smulders is enthousiast, aan de Maastrichtse muziekschool wordt ze als muzikaal talent binnengehaald. Henri Hermans, nog zo’n Maastrichtse meester uit de wereld van de klassieke muziek, brengt haar zaken bij over theorie, harmonieleer en muziekgeschiedenis. Uiteraard volgt ze ook de verplichte zanglessen. Als ook het staatsexamen aan het Maastrichts Muzieklyceum achter haar ligt, debuteert ze in 1928 in haar geboortestad met een pianoconcert van Mozart en werkt ze voortaan geregeld mee aan uitvoeringen van het Maastrichts Stedelijk Orkest (MSO), de voorganger van het LSO. In hetzelfde jaar valt ook haar officiële debuut als componist, met Drie schetsen voor kamerorkest.

Als ik haar werk beetje bij beetje begin te doorgronden, mede door de cd Andrée Bonhomme, een ontmoeting uit 2005, en ik tot driemaal toe een uitvoering bijwoon door het Blazersensemble Helicon van haar poëtische compositie La Flûte de Jade,raak ik aan haar verknocht. Het op de cd afgebeelde portret van Bonhomme, op de foto is ze 26 jaar, fascineert me. Ze kijkt niet in de camera, haar blik is eerder verstild, ietwat bedeesd. Onder het kokette strooien hoedje hoogblonde krullen. Haar mond heeft iets sensueels. De lichte zomerjurk oogt elegant, de ovalen edelsteen aan het gouden kettinkje verhoogt het vrouwelijke cachet. De handtekening op de foto is krachtig, zelfzeker. Een foto van precies vijfentwintig jaar later toont nog altijd dezelfde gesoigneerdheid. Waar destijds een steen fonkelde, is nu op de strak gesneden japon een fraaie broche te zien. De vingernagels zijn donkerrood gelakt. De blik is open en spontaan, er speelt iets ondeugends mee. Of verbeeld ik me dat?

Ik waag het erop en besluit haar levensloop te volgen. Eerst reis ik in mijn verbeelding door haar geboortestad Maastricht. In de Hoogbrugstraat (aan de rive droite, bij de familie Bonhomme sprak men bij voorkeur Frans) het huis waar ze geboren werd. Ik stel me de zondagse wandelingen voor met haar ouders en haar zusje Annie door het stadspark. Mijn zoektocht brengt me naar de Stedelijke Muziekschool aan de Lenculenstraat. De Dominicanenkerk waar zoveel muziekuitvoeringen van het MSO zijn geweest. Haar fonkelende pianospel onder de oudste fresco’s van Nederland! Vervolgens richting Wyckerveld, de Prof. Roerschstraat, aan de achterzijde van het station, waar het gezin zich vestigde na een financieel debacle bij haar vaders bank.

In de zomer van 2010 verleg ik mijn route zuidwaarts en reis af naar Parijs. Van de zwaar bewapende antiterreurpolitie bij het Gare du Nord schrik ik niet eens op, al brengen ze me wel Andrées oorlogsjaren in herinnering. Haar onverzettelijke houding als zij in 1941 weigert de niet-Jood-verklaring te ondertekenen en een jaar later het lidmaatschap van de Cultuurkamer niet accepteert. Het kost haar haar baan bij het MSO.

In de overvolle metro valt me het advies in dat Milhaud zijn pupil ooit per brief liet toekomen: “Soyez sévère”, wees streng op uzelf, ”ne laissez passer aucune faillesse, controlez tout”, laat geen enkele zwakke plek toe, kijk alles goed na. Een strenge leraar? Ja, maar ook een die aanzetten geeft en stimuleert. Er is een brief bewaard, gericht aan Andrées vader: “Geachte Heer Bonhomme, ik verheug me er zeer op dit jaar naar Maastricht te komen.” Milhaud, de alom gerespecteerde componist, de vernieuwer die bevriend is met kunstenaars, schrijvers, musici als Picasso, Léger, Claudel, Cocteau, Satie, Honneger, wat beweegt deze man ertoe om af te reizen naar het in die tijd weinig bruisende provinciestadje aan de Maas?

Vooreerst moet ik bij station Blanche uit het metrostel zien te komen. Allez, Budé, het heldere zomerlicht in, de hitte van de middag trotseer je maar, straks zijn er terrassen genoeg om je over te geven aan de zinderende stad.

Boven de zware, blauwgeschilderde voordeur aan de Boulevard de Clichy numéro dix prijkt het uit steen gekapte imposante voorhoofd van een mythologisch heerschap. Omringd door eikenloof en dennenappels lijkt hij te waken over de huisbewoners en hun geschiedenis. En dat blíjft hij doen, blijkbaar ervaart hij mij als ongewenst, ook na een tweede keer aanbellen blijft de deur op slot. Mijn ogen dwalen over de levendige boulevard. In de verte bruine richtingaanwijzers: links de Butte Montmartre, achter mij het Théâtre Ouvert. Dan druppelt het gestaag op het oranje zonnescherm van de souvenirwinkel pal naast de voordeur. Op het balkon van de tweede etage worden geraniums begoten. Ik doe wat stappen achteruit en waag het erop. “Madame Madeleine Milhaud?” vraag ik op zijn vriendelijkst. “Mais non!” klinkt het pertinent van boven. “Elle est décédée, il y a deux ans…”. Even later gaat de deur open. “In januari 2008 is de vrouw van de grote meester gestorven,” zegt de oude dame. Maar waarom die glimlach erbij? “Ze werd op een paar maanden na 107. Niet te geloven, hè. Al die tijd heeft ze zich ontfermd over het archief van haar man. O wat bewonderde ze hem. Kom dat vandaag de dag nog maar eens tegen!” Daar heb ik geen weerwoord op. Haar woorden gaan verloren in het kabaal van de stalen rolluiken, vol graffiti, die bij de Ierse pub Edward & Sons klaterend worden opgehaald.

Even later vullen de gangen van metrostation Pigalle zich met muziek. Een jonge violist speelt, begeleid door pianomuziek uit een geluidsbox, een sonate van Schumann. Ben ik ontroerd door zijn spel of komt het door het bezoek van zojuist, de fictieve aanwezigheid van Andrée Bonhomme? Ik duik een muntstuk op uit mijn beurs. “De la part d’Andrée” (namens Andrée), zeg ik tegen de muzikant. Hij knikt alsof hij haar gekend heeft.

Tegen de avond ben ik weer terug in Maastricht en schiet me het ongelukkig afgelopen bezoek van Darius Milhaud aan de stad te binnen. In 1929 uitgenodigd door de Mastreechter Staar – vader Jules Bonhomme was bestuurslid van het koor – woont hij een repetitie bij van een van zijn werken. Het stuk is nauwelijks ten einde of Milhaud is met grote stappen onderweg naar zijn hotel in Wyck. Gegriefd, de uitvoering van zojuist heeft hem in alle staten van ergernis gebracht. Een dag later reist hij af naar Parijs.

“J’ai deux amours, mon pays et Paris’’ zong Joséphine Baker in Parijs in de tijd dat Andrée Bonhomme, de periode1930-1937, veelvuldig afreist naar de Lichtstad. Maar in welk land, in welke stad ligt háár hart eigenlijk? Het antwoord: Frankrijk, Nederland én Italië. En natuurlijk Maastricht en Parijs. Maar er is een derde stad die voor haar werk grote betekenis heeft: Heerlen. Daar wordt ze in 1932 aan de muziekschool, dan nog aan het Wilhelminaplein, docent theoretische vakken. Ze voelt er zich thuis, links op de begane grond het lokaal waar haar piano staat, rechts de conciërgerie waar ze in de pauzes menig sigaretje opsteekt. Roken zal ze blijven doen, tot het einde. In het weekend menige keer in het restaurant tegenover het station. Modehuis Schunck, in de volksmond het Glaspaleis is er, symbool van de moderne tijd. In de Saroleastraat haar geliefde patisserie, wat verderop de juwelierszaak waar ze op haar wandeling naar het station altijd even in de etalages kijkt.

En de muziek in haar leven? Er komt een dag dat haar piano in haar flat in de Heerlense Tacitusstraat onaangeroerd blijft. Na een hersenbloeding in 1972 lijkt ze het op te geven. Huize Louise in Brunssum wordt vanaf het voorjaar van 1979 haar nieuwe woonplek. Schitterend uitzicht op het vijverpark, de eik, de treurwilg, twee hoge populieren. Even verder het beeld Spelend kind van Frans Gast. Het bronzen sculptuur heeft ze ongetwijfeld gezien. Zelf was ze uitgespeeld, het hoefde allemaal niet meer. In februari 1982 steekt ze haar laatste sigaret op. Het wordt haar dood. Korte tijd later overlijdt ze, 76 jaar oud, als gevolg van ernstige brandwonden. Op haar graf in Maastricht deze tekst, haar lijfspreuk: ‘Si tu veux être libre et fort… travaille!’, als je vrij en sterk wil zijn… werk! En gewerkt heeft ze, totdat er iets in haar brak. In haar composities kon ze zichzelf zijn: uiterst gevoelig, maar ook zoekend. Tijdens haar leven was ze misschien wel eenzamer dan gedacht. Die vorm van verlatenheid schreef ze onmiskenbaar uit in haar muziek. Dat raakt, ook jaren na haar dood.

Soirée Artistique Maastricht, gedichten van vijf Maastrichtse dichters op werk van vijf Maastrichtse componisten, op 9/1 in de Groote Sociëteit.

Meer informatie: www.andreebonhomme.nl en www.maastrichtsecomponisten.eu