Peter Lindbergh is een dikke Duitser. Hij valt dood neer op de vloer en zijn buik schudt van plezier. Hij heeft net een kus gekregen van zijn model met een kamerjas van pantervel. Het is een spelletje, een filmpje dat draait in het FoMu van Antwerpen, waar modefotografie een smoes is voor de kleine kant van een mensenleven. Of toch voor Peter Lindbergh. door An Olaerts

Jurk 195 euro. Pantalon 85 euro. Sjaal 64 euro. Zo ziet modefotografie eruit in gewone blaadjes, tussen vier recepten met pompoen en het verhaal van een gelukkige scheiding. Zo’n hoofdredacteur hoeft Peter Lindbergh niet te bellen. Daar is de fotograaf te duur voor. Bovendien doet hij voor zoveel geld niet eens wat ze vragen.

In de aan de fotograaf Peter Lindbergh (Leszno, 1944) gewijde tentoonstelling in het FotoMuseum in Antwerpen hangen de bewijzen. Bijvoorbeeld: een model in streepjespak op de markt. Alleen aan de stand van haar benen kun je zien dat ze een professioneel is, want Peter Lindbergh heeft haar hoofd, kapsel, make-up en feel for fashion van de foto gesneden. De kadrering is linksonder weggezakt voor een jongetje met een hemd en een das. Zijn moeder heeft haar best gedaan, maar modieus is toch anders. Het is geen modefoto die ze bij Libelle zouden waarderen. Een mens moet dapper zijn om het te durven. Idem voor het meisje met de kale tak en het meisje zo iel dat je het trottoir door haar kleren ziet. Peter Lindbergh is niet geïnteresseerd in gewoon mooi.

Natuurlijk is er de beroemde foto van Kate Moss in salopette, want Lindbergh is de pionier van het beroemde supermodel. Naomi Campbell, Linda Evangelista, Cindy Crawford en Christy Turlington, zulke dames. Het was al glamour wat de klok sloeg, maar niet als Lindbergh klik deed. Niemand heeft Naomi Campbell ooit zo hard zien lachen als op een portret van Peter Lindbergh.

Daarom is het ook interessant dat op de tentoonstelling in Antwerpen een kast staat vol contactafdrukken. Kate Moss-met-de-tuinbroek staat er vijf keer in rijtjes van zes, hetzelfde tinnen soldaatje maar telkens een beetje anders. Vraag is hoe lang de fotograaf met zijn vergrootglas boven de prentjes heeft gehangen om te beslissen welke Kate hij zou kiezen, la pièce unique uit een seriewerk van meer dan 60 Kate Mossen. Welke kunstenmaker wil op die manier in zijn kaarten laten kijken? Alleen degene die zijn eigen werk, inbegrepen het onderwerp, durft relativeren, de dikke Duitser dus.

Lindbergh schiet modefoto’s, vaak mét commentaar in het knuistje. Zo staat ene Tracy Wang te poseren bij een garagepoort in de Universal Studios van Hollywood. Het is een saai decor en de jurk van Tracy is niets bijzonders, maar de fotograaf heeft er een saus van regenboog overheen gegooid waardoor het allemaal opnieuw de moeite waard wordt. Al blijft de regenboog een kwestie van licht en is licht totaal tijdelijk. Peter Lindbergh wil er blijkbaar niet in slagen om zijn eigen genre, dat van de modefotografie, au sérieux te nemen. Of waarom maakt hij op een defilé van Boss een harde, lelijke foto met alleen maar schoenen en broekspijpen.

Peter Lindbergh is het jongetje dat af en toe zijn vieze nageltje in de slagroomtaart wil duwen. Hij doet het in ieder geval véél stijlvoller dan de mensen die na de tentoonstelling hun FoMu-stickertje achterlaten op de poster van Nina Burri. Drie keer raden waar de meeste vignetten kleven? Juist ja, op de tieten en tussen de benen van de danseres. De tragiek zal Peter Lindbergh vast niet verbazen.

Modefotografie is niet zijn dada. Peter Lindbergh geeft het graag toe. En mode an sich interesseert hem eigenlijk ook niet. Het verklaart zijn eigen voorkomen. En het verklaart ook waarom Lindbergh af en toe flinke stappen zet buiten de mode. Los van modellen. Wars van textiel. Op het politieke af. Op de tentoonstelling in Antwerpen hangt een foto uit 1989 van de Brandenburger Tor in Berlijn. De vlag boven het vierspan met de godin Victoria hangt slap. De lucht is troebel en het uitzicht valt dood op de banaliteit van de muur. Tot zover de grandeur van een rijk.

Nog een beeld uit de Berlijn-reeks van Lindbergh is Wim Wenders’ Büro uit 1989, een betonnen woonblok in het donker. Door het bovenste raam brandt licht. Zo stom is het. Tot je weet dat daarbinnen Wim Wenders aan het werk is, wat de foto ineens interessant maakt. Of het nu écht diens bureau is of niet. Wenders en Lindbergh zijn vals genoeg om erover te durven liegen. De kijker kan een stille getuige zijn van een meesterwerk. Of ze hebben hem gefopt. Misschien zegt het iets over film en over fotografie. Dat het een spelletje is met licht en dat het maar heel even bestaat. Het is jammer voor de kunst en typisch voor een mensenleven.

Peter Lindbergh. Tot 29 januari in FoMu Antwerpen. www.fotomuseum.be