Antisemitisme was eind negentiende eeuw wijd verbreid. Een blad dat zoals het in Meerssen gedrukte ‘De Talmudjood’ bol stond van de jodenhaat vormde wel een zeldzaamheid. “Joden vormden de belichaming van de moderniteit: van democratie, van het anti-kerkelijke, van de nieuwe kunsten.”

Zomaar een tekst in de editie van 30 augustus 1890: “Gegroet, leepsogige, stinkende natie. Ga de woestijnen van Zuid-Afrika verpesten, hoe eerder hoe liever. Onze zegeningen op reis. En zoudt gij Louike en Isdedoor, Schloume en de Wijngaardeniers en de Hertogdommen, de Soesmannen en de Chaims en de kleine Eli en Hari en Manevel en Jodeleentje en alle Smoussen en Smoussinnen van Meerssen de reis niet mee willen maken?” Was getekend: ‘Judenfresser’.

Dat pseudoniem dook vaker op in De Talmudjood, het antisemitische weekblad dat dat jaar begon te verschijnen in Meerssen. Onder andere stukken stond ‘Antisemiet’ en ‘Favonius’. Zeker is het niet, maar waarschijnlijk zat achter veel van die bijdragen de uitgever van de vier pagina’s tellende krant, Joseph Russel.

Het zal hem niet meegevallen zijn om keer op keer alle kolommen te vullen. Hij had het voordeel dat hij kon putten uit het werk van schrijvers die hem waren voorgegaan in het beschuldigen van de joden van zowat alle kwaad. Bij Russel kwamen alle onuitroeibare verhalen voorbij, inclusief de gruwelijkste over rituele moorden op christelijke kinderen. De Talmudjood schuwde geen enkel cliché. Joden hadden haakneuzen, uitpuilende ogen en bochels op hun rug. Ze werden ‘smoussen’ genoemd, maar ook ‘woestijnvoeters’ en ‘knoflookridders’. Alles wat hen wegzette als levensgevaarlijke buitenstaanders voldeed.

Russel liet zijn fantasie de vrije loop. Lezersreacties schreef hij zelf. Ene Simon moest de joodse ontvangst van De Talmudjood verwoorden:

‘Een persproduct door Goïm uitgevonden

Om Israël te verwerpen vol met slijk,

Alleen uit jalouzie door kooplui uitgevonden

Om schâ te doen het uitverkoren rijk.’

De uitgever zou zijn straf nog wel krijgen:

‘Eens komt de tijd, dat Israel is Koning

Almachtig is in Limburg overal,

Dan hangt Simon de drukker tot belooning

Eenvoudig op, en stikt deze van gal.’

Met evenveel gemak rijmde Russel over het zogenaamde enthousiame bij de christelijke Limburgers:

‘Een recht gevolg van ’t woekeren van den jood,

Een blad in toon wat krachtig aangeslagen

Maar sterk door recht en strijdend tot den dood.’

Joseph Hubert Louis Russel (1859-1918) was de enige zoon en het oudste kind van de Limburgse uitgever en schrijver Jos Russel. Vader raakte in 1873 in de problemen, omdat hij een boek wilde publiceren gericht tegen de toenmalige gouverneur, van een anonieme scribent, waarschijnlijk een rancuneuze oud-burgemeester. Russel senior nam de wijk naar Smeermaas, net over de grens bij Maastricht. Vanuit dat ballingsoord zette hij zijn activiteiten voort tot zijn dood in 1888.

De jonge Russel woonde dat jaar in Parijs, waar hij met een Française trouwde. Over zijn precieze levenswandel is weinig bekend. De naam van zijn weekblad verwees zeer waarschijnlijk naar Der Talmudjude, een invloedrijk antisemitisch boek dat al in 1871 was verschenen. Dat de schrijver, de Duitser August Rohling, als professor doceerde in Münster en later nog in Milwaukee en Praag, geeft aan dat ’s mans polemische toon tegen een bepaalde bevolkingsgroep in brede kringen geaccepteerd was. De afkeer van joden was nog niet of nauwelijks met rassenleer gemotiveerd, maar verder werd nauwelijks een argument geschuwd. Joden kregen de schuld van de dood van Jezus Christus. Verspreid door de diaspora vormden ze een natie over de landsgrenzen heen. In een tijdperk waarin nationalisme steeds meer gewicht kreeg, werden ze daarom makkelijk beschuldigd van anti-vaderlandse sentimenten. Evelien Gans, onderzoeker aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie en bijzonder hoogleraar hedendaags jodendom aan de Universiteit van Amsterdam: “Het jodendom had een januskop: het werd tegelijkertijd beschouwd als inferieur en superieur, werd verguisd en bewonderd, kon verantwoordelijk worden gesteld voor de excessen van het kapitalisme maar ook voor het communisme. Joden vormden de belichaming van de moderniteit: van democratie, van het anti-kerkelijke, van de nieuwe kunsten.”

Waar antisemitisme toe kon leiden werd goed duidelijk tijdens de Dreyfuss-affaire, die kort na het verdwijnen van De  Talmudjood, begon te spelen. De zaak rond een onterecht van spionage voor Duitsland beschuldigde officier zou zich jaren voortslepen en de publieke opinie splijten. Eerherstel kwam er onder meer naar aanleiding van schrijver Emile Zola’s J’accuse.

Misschien was de jodenhaat er al langer bij Russel, maar het is heel goed mogelijk dat die tijdens zijn verblijf in Parijs flink werd aangewakkerd. “Parijs was in die jaren een centrum van antisemitisme”, stelt Gans. Alle stukken in De Talmudjood waren geschreven in het Nederlands, maar onder de bladtitel stonden motto’s in twee talen: ‘Toujours en face’ en ‘Recht door zee’. Bij de weinige, regelmatige adverteerders zat de Bibliothèque Antisémitique van Albert Savine aan de Rue des Pyramides in Parijs. Liefhebbers van heinde en verre konden daar terecht voor hun lectuur vol haat.

Meerssen, het dorp waar Russel neerstreek, kende bij het verschijnen van De Talmudjood al eeuwen een eigen joodse gemeenschap. De oudste gevonden vermelding dateert uit 1693: ‘Levi levert vlees aan de proosdij.’ Veel Meerssense joden bleven later op dat gebied actief. De naam Zeligman sierde op een zeker moment twee slagerijen in het dorp, op de Markt en de Josephstaat. Anderen waren actief in de veehandel.

Joden waren nog tweederangsburgers. De acceptatie door de bevolking kende pieken en dalen. Een voorval kon zomaar ontaarden in uitbarstingen van jodenhaat. Een moordzaak in Maastricht in 1712 waarbij een joods dienstmeidje betrokken was, zorgde er bijvoorbeeld voor dat veel joden uit die stad verkasten naar Meerssen, waar de kwestie minder tumult had veroorzaakt.

In de jaren veertig van de negentiende eeuw begonnen de Meerssense joden geld in te zamelen voor een synagoge. Ze deden ook een beroep op de gemeente voor een bijdrage. “De raad hield de boot af”, weet Ger Kockelkorn, ooit gedeputeerde namens de PvdA, tegenwoordig beheerder van de Meerssense synagoge, niet ver van zijn huis. “Het excuus voor die aarzelende houding was dat men het geld nodig had voor de aanleg van een waterput in Raar. Pas nadat de gouverneur er zich mee ging bemoeien, stemden de raadsleden in met een subsidie. Later discussieerden ze lang over de samenstelling van de delegatie uit hun midden bij de inwijding in 1853. Toen ze er op terugkwamen, was die plechtigheid al achter de rug.”

Antisemitisme was ruim een eeuw geleden wijd verbreid. Gerespecteerde media, politici en kunstenaars deden uitspraken die nu onacceptabel zouden zijn. Maar een blad dat week na week bol stond van de jodenhaat was destijds wel uitzonderlijk, meent Gans.

Russel, die De Talmudjood mogelijk recht tegenover de Meerssense synagoge drukte, hield zijn vuilspuiterij maar even vol. Het blad was in eerste instantie gericht op lezers in de regio. Uiteindelijk vond het zijn weg naar zo’n duizend abonnees verspreid over het hele Nederlandse taalgebied. De Talmudjood heette nog een tijdje Waarheid & Recht, maar legde in 1893 het loodje. Wellicht had dat te maken met het vertrek, mogelijk een overplaatsing, van kapelaan Cremers, bijgenaamd de zwarte kapelaan. Hij zou een belangrijke kracht achter de schermen zijn geweest en heeft mogelijk ook artikelen geschreven in het blad.

Russel deed ook nog een vergeefse poging om in de Meerssense gemeenteraad gekozen te worden. In 1893 wilde hij ook met een antisemitische praalwagen meedoen aan de carnavalsoptocht van het dorp. Opnieuw greep de commissaris van de koningin in.

Hoe het de uitgever van De Talmudjood daarna verging, is onduidelijk. Hij overleed in 1918, het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog, in Nice. De Tweede Wereldoorlog zou ongenadig toeslaan in de joodse gemeenschap van Meerssen. Salomon Zeligman, slager op de Markt, stierf met zijn vrouw, twee dochters en een zoon in Auschwitz. Alleen zoon Joseph overleefde de oorlog. Hij nam de benen voordat de Duitsers de Meerssense joden in 1942 oppakte, en ging in het verzet. Dorpelingen beschreven hem later als een jongen die altijd wat dwars was. Kockelkorn vertelt graag over hem als hij schoolklassen rondleidt in de synagoge. “Ik hou ze dan voor dat een beetje ongehoorzaamheid geen kwaad kan.”

Dit is het 32e artikel in een reeks over Plekken der Herinnering, een project in samenwerking met de BV Limburg.