Appelgebak, elk museumcafé heeft het in huis. Ook het Limburgs Museum in Venlo.

Museum Van Bommel van Dam in Venlo heeft geen museumcafé. Als tegemoetkoming krijg je bij de entree een koffiebon voor Het Gouvernement. Die naam is een knipoog naar Maastricht, waar het Provinciehuis zo wordt genoemd. In Venlo hebben ze zo’n hekel aan die stad, dat Maastricht op geen enkel ANWB-bord staat.

Enfin, Venlo heeft dus ook zijn Gouvernement, zo heet hier het museumcafé van het Limburgs Museum, op kruipafstand van Van Bommel van Dam. Die twee musea willen graag samengaan, maar de bestuurderen weten nog niet hoe of wat. Dus blijft de synergie beperkt tot een koffiebon voor bij de buren.

Daar, in Het Gouvernement dus, komt Maedjes van Weleer van de lokale crooner Arno Adams uit de luidsprekers. Toeval bestaat (niet), zeg nou zelf. Voordat ik mijn drietand in het appelgebak zet, denk ik niet zozeer aan Venlose meisjes van vroeger, maar aan Oorlog en vrede. Zo heet namelijk de tentoonstelling in Van Bommel Van Dam waar ik net vandaan kom, en waarvan vooral het werk van de Irakees Joseph Semah me zal bijblijven. Waarom? Ga maar kijken, we hadden het net over oorlog en vrede. In de combinatie vormen ze een vrij simpele tegenstelling, maar hoe zit het los van elkaar? Als Van Bommel Van Dam de expositie Oorlog had genoemd, is er geen vuiltje aan de lucht, met werken van Armando, Lataster, Tajiri en Kiefer – de man van het grote naoorlogse gebaar blijkt ook op de vierkante centimeter uit de voeten te kunnen. Wat een juweel!

Terug naar de stelling: zou je deze tentoonstelling dan ook de titel Vrede kunnen geven. Ik denk het niet. Wat ik wil zeggen: zonder oorlog is vrede maar een weeïg begrip. Wat niet geldt voor het appelgebak, dat is keurig in balans: vers, niet te kruimelig, appelige stukjes appel. Gouvernementeel.