Appelgebak, elk museumcafé heeft het in huis. Zoals in Centre Pompidou in Parijs, waar je misschien wat langer moet wachten, maar dan heb je ook wat. door Wido Smeets

In een lange rij wachtenden voor een museum, zeker als je er al vóór de openingstijd bent gaan staan, schiet er van alles door je hoofd. Zoals de pro’s en cons van IS bijvoorbeeld.

Een voordeel van het uitdijende IS-oeuvre is dat door de aanslagen een hotelkamer in Parijs eindelijk weer betaalbaar is. Nu de cafés en restaurants nog.

Een nadeel is dat de rij voor Centre Pompidou, waar we dus in staan, maar langzaam in beweging komt, ook als de deuren open zijn. Voor de acht miljoen bezoekers per jaar hebben de Fransen twee (2) poortjes voor metaaldetectie klaargezet – vandaag althans.

Eigenlijk staan er twee rijen, samen zo’n 150 meter lang. Eentje voor stervelingen die, zoals wij, op de bonnefooi komen, de andere voor wise guys die via internet alvast een ticket hebben bemachtigd. Omdat je niet via internet door een detectiepoortje kunt, is er ook voor hen slechts één poortje beschikbaar. Over de vrijheid valt te twisten, maar qua gelijkheid en broederschap werkt IS onmiskenbaar met de Franse slag.

Nog een voordeel van die lange rij buiten is dat het binnen heerlijk rustig is. Hoewel, op de vijfde verdieping staat bij de Paul Klee-expositie een rij met een wachttijd van dertig minuten. We lopen door, is er iets van Klee dat we nog niet eerder zagen?

Verder is Centre Pompidou een van de prettigste oorden om een dag kwijt te spelen. Het appelgebak waarmee je zo’n dag afrondt heet hier moelleux aux pommes. Dat moelleux moeten we, ondanks zes jaar Frans op school, oui, il y a long temps, toch even opzoeken. Het blijkt te vertalen als ‘zacht’. Een stof kan moelleux zijn, een penseel, een wijn en een stem. Verder bestaan er ook nog zoiets als contours moelleux, zachte, afgeronde lijnen. Allez, daar kunnen we wel wat mee, in het diepst van onze gedachten.