Appelgebak. Elk museumcafé heeft het in huis. Deze maand een proeve vanuit Odapark in Venray.

Bij de ingang van het Odapark staat zo’n rond wit bord met een rode rand: verboden voor iedereen. Gelukkig worden wandelaars gedoogd, aldus het uitlegbord eronder. Hoe leg je anders uit dat deze enclave van rust en wellevendheid verboden is voor gemotoriseerde wezens en ander gespuis? Dat je eigenlijk alleen wandelaars en kunstliefhebbers over de vloer wil?

Behalve uit bomen, struiken, dieren en beelden bestaat Odapark uit een knus theehuis dat de zusters Ursulinen jarenlang gebruikten om comfortabel te waken over de spelende schoolkinderen. Nu is er beeldende kunst, af en toe een concert en een trouwpartij. In 1999 werd er een stuk aangebouwd, waardoor er twee ruimtes ontstonden, bij elkaar gehouden door een wigvormige foyer. Een transitruimte: gebakken straatklinkers op de vloer, een glazen dak. Je bent binnen en buiten tegelijk. Nou ja, niet helemaal natuurlijk.

De Venrayse gastvrijheid is overstelpend. Bij de koffie, het borreltje met slagroom en het appelgebak krijg je de introductie op de actuele expositie er voor niks bij. In de foyer zitten drie, later vier en daarna vijf stellen. Pensionado’s. De vrouwen praten over hun kinderen (het huis uit), het werk (eentje is nog oproepkracht bij de Rabobank), de vut, fietsen en wandelen. De mannen zwijgen. Op één na. Die zegt, als er een onverwachte stilte valt: “Jaja, waar blijft de tijd.”

Een van de vrouwen staat op en loopt de expositie binnen. Na een minuut is ze terug en gaat zwijgend zitten.

Het appelgebak is vers, krokant gebakken, met zoete stukjes appel waarvan de oorspronkelijke smaak bij de bakker is achtergebleven. Of misschien al eerder.