Appelgebak. Elk museumcafé heeft het in huis. Elke maand gaan we ergens proeven. Deze maand zelfs op twee plekken, het LWL-Museum in Münster en Marta in Herford.

Duitsers denken dat Nederlanders naar Münster komen vanwege de vrede. Ik vermoed dat acht op de tien landgenoten geen weet heeft van die vrede. Laat staan dat die in 1648 werd gesloten. Laat staan dat de Hollanders, nu de Spanjaarden weg waren, vrij baan kregen om eens goed te gaan poetsen aan de Gouden Eeuw – anders was die hele framing voor niets geweest.

Wij kwamen naar Münster om het nieuwe LWL-Museum te gaan zien, en dat viel voorwaar niet tegen. Oudbouw en nieuwbouw voorbeeldig verenigd door architect Volker Staab, die ook stedenbouwkundig een huzarenstukje uithaalde door het nieuwe museum als passage te laten fungeren tussen twee pleinen.

Petje af dus. Ook voor de tentoonstelling Das nackte Leben trouwens, met Britse schilders uit de jaren 1950-80 die niks van abstractie moesten hebben en lekker figuratief bleven schilderen. We noemen Hockney, Bacon, Freud, Auerbach, én Euan Uglow, die we nog niet kenden. Waauw! Respect ook voor de het appelgebak: lekker vers, met dunne laagjes appel als leien op een dak over elkaar. Een krokant ruggetje verried dat de bakker vandaag nog had bezorgd.

Omdat we toch in de buurt waren, gingen we ook langs bij Marta in Herford, tien jaar geleden geopend met de nodige tamtam – want Frank Gehry was de architect. Marta is een slap aftreksel van het Guggenheim in Bilbao, en een mooi voorbeeld hoe een samensmelting van oud- en nieuwbouw de plank aardig kan misslaan. Het appelgebak was bedekt met streusel, mijn oma zou zeggen greumelkes. Ze koekten broksgewijs aan elkaar. Eenmaal de vork erin gezet, viel het gebak uit elkaar en leek het verdacht op die zo’n schots en scheve dronkenmans-gevel van Gehry.