Appelgebak. Elk museumcafé heeft het in huis. Elke maand gaan we ergens proeven. Aflevering 2: het Noord-Brabants Museum in Den Bosch.

Het appelgebak in de brasserie van het Noord-Brabants Museum gaat samen met J.C.J. van der Heijden ons geheugen in. Allebei klasbakken.

Begin 2014 had het museum twee zalen gevuld met werk van Van der Heijden. Ik was behoorlijk overdonderd. Dat blauw! Dat geel! In een sneeuwwitte zaal met grote raamopeningen zette één oogbeweging je vanuit zo’n kobaltblauw luchtschilderij midden in de Bossche binnenstad neer.

In de oudbouw van het museum was ooit het provinciehuis gevestigd. De brasserie was vroeger de werkkamer van Dries van Agt, toen die hier tussen al zijn bijzinnen aan het uitbollen was. Links had je de statenzaal, rechts de griffie. Of andersom, hangt ervan af waar je zit.

Het appelgebak in de brasserie is rond en plat. Het begrip gebak kent vele interpretaties, deze exponent van de Bossche School oogt als een mini-vlaai. De ietwat vochtige bodem is pizza-dun. Prima, we houden niet van droge deegwaren. De stukjes appel liggen er op als dolgedraaide dobbelstenen. Hoewel we geen kaneel proeven, kunnen we toch instemmen met de prijs van Beste Appeltaart van 2012. Van gans Nederland? We bevragen de kelner. “Van alle deelnemende bakkerijen”, antwoordt hij. Eer en geweten, ze bestaan nog.

Bij het afrekenen raken we aan de klets met de kelner. Van huis uit historicus stond hij twee jaar voor de klas. Lang genoeg om zijn heil te zoeken in de horeca. Aan de geschiedenis beleeft hij nu vooral in de avonduren genoegen. Dan studeert hij bosschologie, die hij met flinterdunne ironie omschrijft als “echte wetenschap”.

We vergeten de tijd en belanden een half uur na sluiting bij de museumuitgang. Geen kwaad woord van de dames van de receptie, ze lopen mee tot buiten en zwaaien ons allervriendelijkst uit. Dat hebben we wel eens anders meegemaakt.