Beeldhouwer Appie Drielsma maakte in 1991 voor de synagoge van Meerssen (1851) een monumentale deur waarop hij in het brons de namen schreef van de Meerssense joden die tijdens de Tweede Wereldoorlog werden afgevoerd naar de gaskamers.
Hoe vaak zal de vorige maand overleden Appie Drielsma (1937-2014) zijn eigen naam in brons voor ogen hebben gehad? Als kind van een joods gezin dook Appie in het begin van de oorlog onder. Misschien verklaart het zijn fascinatie als beeldhouwer voor poorten en deuren, en voor het licht. Drielsma kon nauwelijks over zijn werk spreken zonder het licht te prijzen. Met gemak kon hij een dag lang kijken hoe het licht speelde op een vers beeld.
Dat zijn bronzen deuren ondanks hun gewicht lichtjes openen, verbaast je niet als je de schepper kent. Bij zijn overlijden vergat niemand te memoreren hoe aardig hij was. De oorlog heeft niet geleid tot een oeuvre vol woede, verbittering of cynisme. Appie Drielsma geloofde in het leven. Hij citeerde graag Albert Schweitzer, die hij ook portretteerde: “Ik ben leven, dat leven wil, te midden van leven, dat leven wil.”
Elke confrontatie met de holocaust ging hij uit de weg. Tot hij in 1986 werd uitgenodigd een sculptuur te maken voor het Oostenrijkse concentratiekamp Mauthausen (95.000 doden, onder wie 1658 Nederlanders). Op de kunstacademie in zijn geboorteplaats Maastricht richtte hij voor studenten een tentoonstelling in over de schepping van het kunstwerk, een onderbroken rij betonnen poorten. Hij verlangde stemmige muziek bij de opening en belde celliste Gemma Serpenti. Zij verdiepte zich in muzikale joodse thema’s en werd ingewijd in het leven van Appie Drielsma. In mei van dat jaar vergezelde ze hem in de bus naar Mauthausen voor de vernissage van het werk, dat refereert aan een onderbroken levenslijn.
In het kamp ontmoetten ze een oud-schepen van Antwerpen die er in de oorlog had gezeten. Of Gemma voor hem wilde spelen in de commandantenbarak? Of hij haar pas na haar spel mocht vertellen waarom hij haar uitgerekend hier zo graag wilde horen? In de barak begon Gemma voor een klein gezelschap te spelen. De schepen raakte hevig geëmotioneerd. Hij heeft het kamp overleefd door een oorlog lang viool te spelen voor de commandant van Mauthausen.
Ook voor Drielsma, voor het eerst van zijn leven in een concentratiekamp, was het een emotionele bijeenkomst. Vanuit een ooghoek zag hij dat de staartpen van Gemma’s cello langzaam weggleed op de gladde vloer. Hij ging op de knieën, omklemde de pen met zijn vuist. Terwijl de celloklanken door zijn lijf trokken, gebaarde hij haar door te spelen.
Appie en Gemma hebben elkaar daarna nooit meer losgelaten.
Foto: Johannes Timmermans