Een tijdlang floreerde de moderne kunst in een snel veranderend Oekraïne aan het begin van de 20ste eeuw. De opleving was slechts tijdelijk, constateert PAUL VAN DER STEEN, de stalinistische terreur maakte er na 1930 een hardhandig einde aan. ‘De kunstenaars die destijds nieuwe wegen insloegen, zagen zichzelf niet als avant-garde.’
In tijden van oorlog valt neutraliteit moeilijk vol te houden. Zelfs postuum worden kunstenaars in een kamp geduwd. Kazimir Malevitsj gold lang als een Russische kunstenaar, maar is dat vol te houden bij een man die werd geboren in Kyiv waar hij van 1928 tot 1930 lesgaf op het plaatselijke kunstinstituut? De Oekraïense volkskunst, met name borduurwerk, drukt zijn stempel op zowel zijn abstracte, suprematistische oeuvre als op zijn latere figuratieve werken.
Die invloed is, bijvoorbeeld, terug te zien in het kleurgebruik op een landschap van Malevitsj uit 1928. Het is een van de vier schilderijen van zijn hand die te zien zijn op de tentoonstelling Hier und jetzt: Ukrainische Moderne 1900-1930 & Daria Koltsova in Museum Ludwig in Keulen.
Oekraïens Modernisme lijkt een term die is ingegeven door de oorlogsactualiteit en oplevend nationalisme; riekt die aanduiding niet een beetje naar geschiedvervalsing? ‘Nee’, zegt curator Konstantin Akinsha met grote stelligheid, ‘dat geldt eerder voor het begrip Russische avant-garde. In de jaren zestig van de vorige eeuw plakte de kunsthandel dat etiket op zowat alle experimentele kunst uit de eerste jaren na de Russische revolutie. Omdat dat goed bekte, én verkocht. De kunstenaars die destijds nieuwe wegen insloegen, betitelden zichzelf als suprematist, kubo-futurist of wat dan ook, maar, op een enkele uitzondering na, níet als avant-gardist. Die term gaat eerder terug op Lenin, die de leden van de Communistische Partij als de voorhoede van de revolutie betitelde.’
Het predicaat ‘Russisch’ is in Akinsha’s ogen al even discutabel. Het sloot aan bij de wens tot sovjetisering die het communistische Kremlin uiteindelijk in zijn greep kreeg; het past evengoed bij de huidige drang tot russificatie onder Vladimir Poetin. ‘Terwijl er in de eerste decennia van de twintigste eeuw op kunstgebied zoveel gebeurde in Oekraïne.”
Dat gedurende die jaren alles in beweging was, valt na het zien van de tachtig in Museum Ludwig gepresenteerde werken uit die tijd moeilijk te ontkennen. Maar was het gezien de met elkaar verweven bewegingen en ontwikkelingen in die tijd niet eerder modernisme in Oekraïne dan Oekraïens modernisme?
Vele nieuwe artistieke richtingen kwamen tot bloei om vervolgens een betrekkelijk geruisloze dood te sterven. Kunstenaars moesten zich verhouden tot de politieke actualiteit: het tsarenregime, de eerste van twee wereldoorlogen, de revolutie van 1917, het kortstondig bestaan van de onafhankelijke Oekraïense volksrepubliek, de overwinning van het Rode Leger en de ruimte die daarna enige tijd werd geboden voor het ontwikkelen van een eigen Oekraïense cultuur.
In 1908 werd in Kyiv de eerste avant-gardetentoonstelling, Lanka, gehouden. De expositie zocht nadrukkelijk de crossover. Veel deelnemende kunstenaars combineerde zelf ook meerdere disciplines: ze schilderden, illustreerden, maakten beelden, dichtten, schreven en waren soms bovendien druk met theorievorming. Veel publiek trokken ze op dat moment nog niet.
De tolerante opstelling van de communisten in de eerste jaren na 1917 was vooral bedoeld om de bevolking te paaien en paste bij dat wat het communistische regime in Moskou aanvankelijk wilde uitstralen: internationalisme in plaats van nationalisme. Zo kon ook het internationale modernisme worden ingezet voor propagandadoeleinden: waar oude vormen en gedachten waren gedoemd tot sterven, diende ruimte te bestaan voor (artistieke) experimenten. Kyiv en Charkov vormden de centra van de nieuwe ontwikkelingen.
Dat daarbij werd teruggegrepen op de eigen geschiedenis, folklore en motieven, valt niet te ontkennen. Kunstenaar waren soms (deels) Oekraïens, maar kwamen vaak net zo goed voort uit de in het land levende minderheden. Ze hielden bovendien een scherp oog op trends in het buitenland, waar een aantal van hen had gestudeerd of gewerkt.
De Sovjet-Unie maakte op haar beurt over de grens goede sier met de culturele vrijheden die het haar volkeren gunde. Op Pressa, een door maar liefst vijf miljoen mensen bezochte manifestatie over media en communicatie in Keulen in 1928, toonde de USSR de hypermoderne grafische ontwerpen van de Oekraïense kunstenaars Vasyl Yermilov en Vadym Meller: strakke lijnen, fotocollagetechnieken en belettering die zich weinig aantrokken van traditionele regels. Ook op de Biënnale van Venetië hing in 1928 en 1930 moderne Oekraïense kunst in het Sovjetpaviljoen.
Ukrainische Moderne 1900-1930 toont zowel de vernieuwingen in de autonome beeldende kunst als in theaterkostuums en grafisch ontwerp. Een deel van de presentatie in Museum Ludwig was eerder te zien in Madrid, maar is in Keulen aangevuld met werk uit eigen collectie. Hierna zal de expositie nog te zien zijn in Brussel, Vilnius en Londen.
1930 is een logisch eindpunt voor de tentoonstelling. In die tijd begon Stalin de teugels strak aan te trekken; het stopzetten van de politiek van oekraïenisering in 1931 leidde tot zuiveringen binnen de elite van de Sovjetrepubliek. Wie maar een beetje de neiging vertoonde om de eigen cultuur te promoten, riskeerde een enkeltje Goelag.
Een jaar later verdween het laatste restje artistieke vrijheid; het sociaal realisme was de enige toegestane stijl, experimenteren was taboe. Zelfs de jongste generatie, die met haar voorliefde voor de Nieuwe Zakelijkheid vaak behoorlijk aanschurkte tegen het sociaal realisme, was in de ogen van het regime verdacht.
In de jaren die volgden stond de Oekraïners een opeenvolging van verschrikkingen te wachten. Moskou kwam met volkomen absurde graanvorderingen; als ze niet werden gehaald, werd dat gezien als nationalistische sabotage. De quota zorgden tussen 1932 en 1934 voor een ongekende hongersnood, die naar schatting vier miljoen Oekraïners het leven kostte.
De wurgende greep van Moskou liep uit in de Stalinterreur. In Oekraïne, dat een ‘socialistisch fort’ en een ‘voorbeeldrepubliek’ moest worden, werd extra huisgehouden.
De tentoonstelling in Keulen heeft een hoekje vrijgemaakt voor de boïtchukisten, een stroming rond de schilder Mykhaïlo Boïtschuk die gedurende de jaren twintig een brug probeerde te slaan tussen de Byzantijnse traditie en Oekraïense volkskunst. Bij veel werken schemert bijvoorbeeld de iconentraditie door al het modernisme heen. In de jaren dertig kregen de leden van de boïtschukistische groep het stempel ‘burgerlijke nationalist’. Tegen het einde van het decennium volgde doodvonnis op doodvonnis. Los van een al eerder gestorven kunstenaar lieten alle leden van de groep, inclusief Boïtschuk zelf, in 1937 en 1938 het leven. De Stalinistische terreur was toen op zijn sterkst.
In Keulen hangt een schilderij van Manuil Shechtman over een pogrom uit 1926. De Russische Revolutie maakte even wat meer ruimte voor joods-Oekraïense kunstenaars zoals hij. Maar het antisemitisme met zijn lange geschiedenis liet zich niet zomaar verdringen en leefde later op. Met de Duitse inval gedurende de Tweede Wereldoorlog kwam het in zijn meest agressieve vorm ook nog eens van buiten. Shechtman ontsnapte zelf aan de Holocaust, maar sneuvelde eind 1941 als militair tijdens de Slag om Moskou.
Voor wie nog een beetje hoop wil zien is er het kolossale glas-in-loodwerk dat de eigentijdse kunstenaar Daria Koltsova in opdracht van Museum Ludwig voor deze tentoonstelling maakte. Ze laat een van Oekraïense symboliek voorziene zon schijnen boven het Derschprom, een kolossaal constructivistisch gebouw in Charkov uit de jaren twintig van de vorige eeuw en nog altijd de trots van de inwoners van de geteisterde stad, Koltsova’s geboorteplaats.
Hier und jetzt: Ukrainische Moderne 1900-1930 & Daria Koltsova. T/m 24.09 in Museum Ludwig in Keulen. museum-ludwig.de