“Ik was net 21 en mijn droom werd werkelijkheid: ik zou gaan debuteren als schrijfster. Ik luisterde maar half toen mijn redacteur het contract met me besprak. Er zat mist in mijn hoofd.
Of ik het wilde ondertekenen met mijn eigen schrijverspen. Dat ik niet echt een eigen pen heb. Ik schrijf gewoon met standaardpennen van een paar cent. Hij lachte.
‘Maar vind je mijn manuscript echt goed?’, vroeg ik. Hij lachte opnieuw. Een ‘domme vragen bestaan niet, maar ik vind dit toch wel een domme vraag want ik zou toch geen contract ondertekenen met iemand van wie ik het manuscript niet goed vind’-lachje.
‘En de rest? Vinden alle anderen bij de uitgeverij het even goed?’
Ik stierf van de onzekerheid, en ondertussen moest ik nog een enkele maanden wachten voor mijn bundel verscheen waarmee ik huiskamers en harten zou binnendringen, geliefd of gehaat zou worden, dat vond ik allemaal niet erg. Als ik maar één goede recensie kreeg. Als er maar één iemand uit die grote schrijverswereld was die vond dat ik mijn plek verdiende, dan was het dik oké voor mij. Anders zou ik nooit meer kunnen schrijven.
Mijn bundel verscheen en het was omgekeerd. Er kwam maar één slechte bespreking, van een recensent die beschreef hoe hij mijn bundel niet begreep. (Ik vroeg mij af of een recensie over een boek dat je niet begrijpt wel echt telt, maar zei dat natuurlijk niet hardop, want ik wilde niet de indruk wekken dat ik niet regen kritiek kon.) Toch raakte ik mijn stem kwijt. Ik heb sinds september 2017 vrijwel niets meer geschreven aan de roman die al maandenlang mijn hoofd doet draaien.
Tijdens een van de eerste interviews die ik gaf na het verschijnen van mijn bundel stipte de journaliste een column van me aan waar volgens haar een schrijffout in stond. Of ze daar even zwaar aan moest tillen, vroeg ze, omdat Nederlands niet mijn moedertaal is. Ze vroeg me schaamteloos hoeveel redactierondes er nodig waren geweest voor mijn bundel. Ik ben nog nooit een schrijver tegengekomen die een soortgelijke vraag kreeg gesteld.
Ik had een verhalenbundel geschreven, toch twijfelde ze aan mijn schrijverschap en mijn Nederlands, mijn moedertaal, omdat ik in de meer dan honderd columns die ik had geschreven over één schrijffout heb heengekeken. Ik leefde toen in een roes. De passage haalde het interview niet, ik heb het wel onthouden. Ik denk er nog steeds aan.”