Bij mijn mentor Kaat Vrancken op de kunstacademie heb ik geleerd dat een boek veroverd wordt door de krabbels van lezers in de kantlijn. Je moest in conversatie treden met de schrijver. Je moest meer doen dan lezen alleen.
Het sloot aan bij mijn overtuiging dat een goed boek me aan het schrijven zou zetten. Sindsdien heb ik nooit meer een boek uitgeleend, want naast diepzinnige en poëtische bedenkingen stond er soms ook gewoon 😉 of LOL in de kantlijn. Het boek werd van mij. Ik had elk boek dat ik las zo ook voor een deel geschreven.
Toch voelde ik me laatst schuldig toen ik in tranen de poëziebundel van de Zweeds-Iraanse Athena Farrokhzad las.
Een witte suite was de titel. Het land waar de migrantenfamilie arriveerde, Zweden, was wit. Net als de kaft. En er waren veel witregels in het boek. Het was poëzie. Geen proza. En terwijl ik als bezeten op dat wit schreef omdat haar verzen zoveel pijn en troost naar boven brachten in mij, voelde ik me tegelijk schuldig. Farrokhzad had vijf jaar gewerkt aan een boek dat op sommige bladzijden maar uit één vers bestond.
En de rest was geen leegte. Het was zo vol. Al die witregels spraken. En het voelde voor mij alsof ik door haar werk heen kraste. Voorzichtig tekende ik pas op pagina 31 mijn eerste hartje. Het voelde alsof ik doorheen een ballade krijste, alsof Romeo Julia toesprak en ik een balkon hoger “kan het wat zachter? Ik probeer te slapen!” riep. Zo fout.
Maar het is oké, want “geweld is een taal”, schrijft Farrokhzad. Ik schreef in de kantlijn: alle taal is geweld. Ik heb het de afgelopen tijd zo ervaren. Het tweede boek dat ik wil schrijven, maar dat zo ongeschreven blijft.
Het is een boek dat een stille chaos, een lawaaierige stilte in mij wekt, waarna ik soms dagen en nachten op zoek ben naar woorden, naar een taal die ik eigenlijk niet wil vinden. En toch blijf ik zoeken. Taal is geweld, het brengt letsels toe, maar tegelijk is het ook de enige manier om te kunnen helen.
“Mijn broer zei: we zijn niets anders dan de som van letsels die de taal ons toebrengt.” – Athena Farrokhzad,
Een witte suite.