Vrolijkheid en totale ontreddering tegenover verstilling en grootsheid: het Bonnefantenmuseum in Maastricht brengt het werk van Bas de Wit en Sidi El Karchi bij elkaar. Groter kan het verschil tussen twee kunstenaars van dezelfde generatie bijna niet zijn. De confrontatie leidt tot hoogdravende one-liners – en misschien wel tot het wezen van de kunst.

Twee keer spreek ik Sidi El Karchi en Bas de Wit. Op een avond in Café Zondag in Maastricht en een paar dagen later ieder in hun eigen atelier in Stein en Sittard. In het café grossieren ze in one-liners.

“Het gaat erom verbeelding en waarheid met elkaar in overeenstemming te brengen”, zegt Bas de Wit. “Je moet streven naar het onmogelijke.”
“De strijd tegen je eigen ideeën verlies je altijd”, zegt Sidi El Karchi.
“De onnodigheid van kunst is eigenlijk te gek”, vindt Bas de Wit.
“Toch is wat wij doen noodzakelijk”, reageert Sidi El Karchi. “Een leven zonder kunst is niks.”
“Een leven zonder kunstuitleen?” vraagt Bas de Wit.
“Nee”, zegt Sidi El Karchi, “want dan heb je niks boven de bank.”
Ze lachen, ze maken er een geintje van, maar ze menen het ook.

Bas de Wit (Budel, 1977) en Sidi El Karchi (Sittard, 1975) hebben op het eerste gezicht weinig gemeen. Goed, ze zijn allebei een eindje in de dertig, beiden hebben aan de Maastrichtse kunstacademie gestudeerd en beiden timmeren ze de laatste jaren aardig aan de weg met tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Maar Sidi El Karchi schildert grote, zorgvuldig gecomponeerde portretten met een onmiskenbaar symbolische lading. Bas de Wit maakt uitzinnige beelden en schilderijen waarin de misvormingen, de aangevreten ledematen en de schedels je om de oren vliegen. De keuze van het Bonnefantenmuseum om de heren in één tentoonstelling onder te brengen lijkt een combinatie van gemakzucht en provocatie. Bij een serieus museum als het Bonnefanten waarschijnlijk vooral het laatste. Om de mensen aan het denken te zetten.

Op eigen terrein drukken de kunstenaars zich wat specifieker uit dan in het café.
“Ik ben in mijn paardenperiode”, zegt Bas de Wit als hij me rondleidt in de immense loods die hij ‘het ateliertje’ noemt. We staan voor een levensgroot paard met een menselijk bovenlijf, een centaur. Het is een meisje. Ze is biggetjesroze omdat ze zich met een soort verfkrabber helemaal glad heeft geschoren. Rond haar mond heeft ze ook het vlees weggekrabd, als een doodshoofd grijnst ze je tegemoet. Op haar hoofd zit een zwarte kraai, een klassiek symbool dat weinig goeds belooft. “Ze was op zoek naar schoonheid, maar is een beetje te ver gegaan”, verklaart De Wit.
Voor zijn beelden werkt Bas de Wit altijd met polyester. Als model gebruikt hij voorwerpen en personen uit zijn omgeving. Toen hij onlangs het idee kreeg voor een overjarige, gerimpelde Marilyn Monroe wist hij niet meteen hoe hij het moest aanpakken: “Ik kon mijn oma toch niet gaan afgieten? Uiteindelijk heb ik een andere techniek bedacht en daardoor kwam ik weer op nieuwe mogelijkheden.” Zo legt hij net de laatste hand aan een beeld van een oud mannetje in zwembroek. Hij staat op het punt te gaan duiken, maar zijn voeten zitten vast in betonblokken. Ook zijn neus is van beton. Hij zal verdrinken of hij zal voor eeuwig blijven staan.
“Mijn beelden van een paar jaar geleden zien er meer geïmproviseerd uit”, vertelt De Wit. “Er hangt tape aan, of er steekt purschuim onderuit. Tegenwoordig werk ik dat beter af. Of ik zou het ook in polyester gieten.”
Iets vergelijkbaars zie je in de schilderijen. Er is minder onbeschilderd doek dan vroeger en de kleuren zijn dieper en meer gedifferentieerd omdat er meerdere lagen over elkaar heen zijn aangebracht. In Café Zondag heeft hij opgebiecht dat hij lang geleden zelfs bij twee theelichtjes schilderde. “Dan deed ik de volgende ochtend gauw de rolluiken open om te kijken wat ik nou weer had gemaakt. En dan bleek dat ik geen wit maar fluorescerend geel had gebruikt!”
Wat door de jaren heen gebleven is, is de thematiek: de twee-eenheid van vrolijkheid en totale ontreddering. De figuren bij Bas de Wit streven tegen beter weten in, ze zetten zichzelf voor paal, ze nemen allerlei gruwelijkheden op de koop toe en ze lijken het niet eens te merken. Achter het pandemonium zit niets anders dan het menselijk tekort.

Bij Sidi El Karchi geen pandemonium. Eerder verstilling en een zekere grootsheid. Als ik hem opzoek in zijn atelier in een voormalig klooster in Sittard heeft hij juist een kolossaal portret van de schilder Fons Haagmans voltooid. Met de strakke contouren, de uitgewogen compositie en de heldere kleuren doet het aan schilderijen uit de vroege renaissance denken.
“Botticelli!” beaamt El Karchi zonder aarzeling. “Die helderheid streef ik ook na.” Ook aan de andere doeken die in het atelier aanwezig zijn, zie je wat hij bedoelt: een zelfportret met witgeschminkt gezicht, een waarzegster in een dieppaarse mantel met een rode kralenketting in haar hand. Steeds is de achtergrond zo goed als vlak en gaat alle aandacht uit naar de monumentale figuur. Vooral de waarzegster heeft een affiche-achtige kwaliteit die op honderd meter afstand nog zou werken.
Fons Haagmans houdt een ezelmasker voor zijn gezicht. Ezels komen ook in het werk van Haagmans regelmatig voor. Het schilderij heet Face off. “Eigenlijk is het helemaal geen portret”, zegt Sidi El Karchi. “Ik kies vaak mensen uit mijn directe omgeving, bijvoorbeeld Fons Haagmans, die ik een beetje als mijn ‘mentor’ zie, of mezelf. Die vormen een opstap voor iets universelers. In dit schilderij gaat het om de vraag welk gezicht je toont aan de wereld, of je je kwetsbaar maakt of niet. Of het Fons Haagmans is of iemand anders doet er helemaal niet toe. Aan de andere kant zou je kunnen zeggen dat al mijn schilderijen zelfportretten zijn. Ze laten allemaal een bepaald aspect van mijn persoon zien.”
In oudere zelfportretten, met titels als The Painter (2005) of The actor (2004), speelde El Karchi heel openlijk met de verschillende rollen die hij kan aannemen. In recenter werk treedt hij ogenschijnlijk wat meer op de achtergrond, maar komt hij misschien veel dichter bij de dingen die hem – en in feite ieder van ons – ten diepste raken. Een prachtig voorbeeld is het schilderij The Nomad, vorig jaar gemaakt na een reis naar Marokko. Het toont een man van opzij, vrijwel volledig gehuld in een grijze mantel en een grijze tulband. Hij heeft zijn armen over elkaar geslagen, zijn rug is iets gebogen. Trots en tegelijk nietig staat hij daar tegen de onmetelijke sterrenhemel.

Sidi El Karchi en Bas de Wit houden zich allebei op in het grensgebied tussen de bedrieglijke buitenkant en de ware aard van de dingen. Met hun werk proberen ze telkens weer een stapje over die grens te komen. In die zin zijn beiden heel klassieke kunstenaars – zo slecht zagen ze het nog niet, daar in Café Zondag. Als de combinatie van Bas de Wit en Sidi El Karchi in het Bonnefanten iets laat zien, dan is het dat je de zoektocht naar de essentie op wel zeer uiteenlopende manieren kunt ondernemen.

Sidi El Karchi / Bas de Wit. Maastricht, Bonnefantenmuseum,11 april t/m 27 juni. Zie www.bonnefanten.nl