De grote kunstmanifestaties in Kassel, Münster en Venetië nodigen deze zomer uit voor een Grand Tour door Europa. Zuiderlucht ontloopt de drukte en neemt een andere route. Een Petit Tour brengt WIDO SMEETS via Heidelberg, Vals, Lugano, Lucarno en Salò tot in Padua. “Het kon niet zo zijn dat Italiaanse erflaters als Dante en Giotto in verband werden gebracht met een abjecte religie als de islam.”
Een van de voordelen van fenomenen als Poetin, de Brexit en Donald Trump is dat we weer meer interesse tonen in good old Europa. Gezamenlijke vijanden verenigen de krachten, ze geven het project Europa weer wat kleur.
De herontdekking van Europa, misschien zagen we daarom wel af van de voor deze zomer geplande van-kust-tot-kust-trip door de VS. Wellicht was het toch spannender om nog eens door het al zo vaak afgedankte Avondland te trekken waar we ons nog steeds zo thuis voelen, ook al kunnen we niet goed onder woorden brengen waarom.
Geen Route 66 dus, maar een reprise van de Grand Tour, de uit de 17e eeuw stammende, cultureel-educatieve ontdekkingsreis door Europa, aanvankelijk voorbehouden voor adellijke jongelieden, een eeuw later in het spoor gevolgd door het kroost van het 18e en 19e eeuwse patriciaat. We nemen niet de klassieke route door Frankrijk, maar trekken via Duitsland en Zwitserland naar Italië. Nog een verschil: we kozen niet voor tien maanden, zoals het verwende jonge volk van vroeger, maar voor tien dagen. Om daarna nog een week te kunnen uitrusten en alles te laten bezinken.
Al gaan we door Duitsland, we laten Documenta Kassel en Skulptur Projekte Münster links liggen, de twee kunstevenementen die touroperators samen met de Biënnale van Venetië hebben gekoppeld tot een hedendaagse Grand Tour. We laten de kuddes zwaar zwetende cultuurconsumenten voor wat ze zijn en trekken liever ons eigen plan.
* * * * *
De bekendste Grand Tour is wellicht die van Johann Wolfgang von Goethe, de manus-van-alles van de Romantiek, die zijn ervaringen opschreef in zijn Italienische Reise (1816), door Geerten Meijsing ooit betiteld als “misschien wel het meest oninteressante en ongeïnspireerde van alle Italië-boeken”. We laten het boek ongelezen, maar lopen bij Slot Heidelberg, de eerste etappeplaats, tegen de in steen gehouwen actrice Marianne von Willemer aan en een aan de Grote Dichter gewijd liefdesgedicht van haar. Goethe had de pech dat Von Willemer getrouwd was met een goede vriend; de geliefden hielden het bij een levenslange correspondentie. Het slot is een van de beroemdste ruïnes van Duitsland. De leden van de keurvorstenfamilie hebben elkaar hier letterlijk de tent uitgevochten.
* * * * *
Via de Bodensee en Bregenz trekken we verder door het Middenrijk, om in het Zwitserse Vals verpozing te zoeken bij de plaatselijke warmwaterbronnen. Sinds architect Peter Zumthor hier twintig jaar geleden de thermen opwaardeerde tot een deels in de berg verborgen wellness-oord, is het dorp een bedevaartsoord voor architectuurliefhebbers.
In Vals zijn evenveel hotelbedden (duizend) als inwoners, maar vandaag is het er opvallend stil. Al snel blijkt waarom. Het bad is dicht wegens een interne verbouwing. En er is meer aan de hand, zo horen we in ons hotel. De projectontwikkelaar die de thermen enkele jaren geleden heeft gekocht, wil pal ernaast een 381 meter hoge hoteltoren aanleggen. Volgens Zumthor kan dat niet omdat het dorp zulke bouwsels niet toestaat. Dit najaar zullen de inwoners in een stemming beslissen wat er gaat gebeuren.
De volgende dag maken we een korte bergwandeling om te zien of de toren, die als een met spiegels behangen naald op zou moeten gaan in de omgeving, het Valser Tal daadwerkelijk zou verpesten. Moeilijk te zeggen, maar we vermoeden dat er op de begane grond meer verpest zal worden dan in het landschap. Gevraagd naar haar mening verklaart de hoteleigenares dat de toren bij succes een enorme impuls zal geven aan Vals. Bij een sof loopt het dorp een behoorlijke imagodeuk op, vermoedt ze. Het ergst vindt ze de tweespalt onder de inwoners. “De politici spelen een vuil spel”, zegt ze, waardoor we haar in het Zumthor-kamp plaatsen.
* * * * *
Omdat Zwiterland schofterig duur is, zetten we koers richting Italië. Maar niet nadat we in Lugano het nieuwe MASI-museum onder ogen zijn gekomen. De ligging, pal aan het Lago Maggiore, is fantastisch, de architectuur niet. Binnen wanen we ons in de vertrekhal van Vliegveld Weeze, met alle glazen wanden, roltrappen en betekenisloos meubilair van dien.
Via een van die roltrappen glijden we de ruime, ondergrondse zalen in, naar de expositie van Craigie Horsfield die eerder dit jaar te zien was in Utrecht. Het is geen lichte kost. Horsfield heeft er een handje van zijn fotografie te transformeren naar wandtapijten of fresco-achtige afbeeldingen, en schuwt daarbij het grote gebaar niet. Indrukwekkend is het zeker, vanwege de mega-formaten, de ambient music en het spel met licht en donker. Horsfields hang naar drama doet hem niet aanhaken bij renommees als Caravaggio, Goya en Turner bij wie hij zo te zien graag leentjebuur speelt.
Twee roltrappen hoger belanden we even later in lichter sferen bij een vermakelijke duo-presentatie van de 20e eeuwse Italiaanse kunstbroeders Boetti en Salvo, zodat we weer als blije burgers naar buiten kunnen.
* * * * *
Op naar de laatste Zwitserse halteplaats, de Monte Verità, even buiten Ascona, waar begin vorige eeuw veganisten, naturisten, anarchisten en andere luchtfietsers samenschoolden om een aards paradijs te scheppen – inclusief een prachtig uitzicht op het meer. “Geen denkbeeld zoo dwaas of het vindt daar vertegenwoordigers”, noteerde de Nederlandse socialistenvoorman Ferdinand Domela Nieuwenhuis na een bezoek.
Wij zijn vooral benieuwd naar de reprise van Le mammelle della Veritá (de borsten van de waarheid), de expositie die Harald Szeemann (1933-2005) hier bijna veertig jaar geleden maakte. Vanwege de getoonde historische films over de berg van de waarheid is de tentoonstelling beter dan ooit. We ontmoeten Henri Oedenkoven, de Vlaamse rijkeluiszoon die de kolonie eind 19e eeuw stichtte en het daartoe verworven landgoed in 1926 moest verkopen. We krijgen de nieuwe eigenaar in beeld, de Duitse baron en kunstverzamelaar Eduard von der Heydt, die later in nazikringen belandde, en de steenrijke ex-ondernemer Max Emden die twee eilandjes in het meer kocht waar hij tegen betaling naakte jonge meisjes liet ronddartelen. Daarna ging het letterlijk bergafwaarts met de tientallen zelfbenoemde filosofen, predikers, apostelen, theosofen, antroposofen en kunstenaars die er hun heil hadden gezocht.
In een filmisch vastgelegde rondleiding door de expositie uit 1978 vat Szeemann opkomst en ondergang van Monte Verità bondig samen. “Eerst komen de mafkezen, dan volgen de kunstenaars. Ze verkopen hun werk aan bankiers in het noorden, die zelf komen kijken. In hun kielzog bevinden zich architecten. Dat is het einde.” In opdracht van Von der Heydt bouwde een van die architecten tussen de palmen een hotel in Bauhaus-stijl. Het staat er nog steeds. Voor we vertrekken drinken we een kop koffie op het terras.
* * * * *
Verder gaat het, de grens over, naar Salò, het stadje aan het Gardameer van Mussolini’s laatste stuiptrekkingen én de plaats waar Il Vittoriale degli Italiani ligt, het landgoed waar de dichter, schrijver, legeraanvoerder, politicus, protofascist en vrouwenverleider Gabriele d’Annunzio (1863-1938) van de laatste twintig jaar voor zijn dood woonde. Behalve het woonhuis is ook het gigantische park geopend voor bezoekers, met een openluchttheater, twee oorlogsschepen, een vliegtuig, galerieën, een boekenzaak, een oranjerie en twee musea over de stichter zelve.
Daarin gaat veel aandacht uit naar d’Annunzio’s nachthemd. Een rond geborduurd gat ter hoogte van zijn geslacht leidt tot geamuseerd gesmiespel onder de bezoekers en een aanhoudend geklik van smartphones. Even veelzeggend is het arsenaal aan schoenen dat de kleine, kale dichter in huis had. Zo staan er de lakleren laarzen met hoge hakken die hij droeg als gevechtsvlieger tijdens de Eerste Wereldoorlog. Jaren na zijn dood, aldus de eerder genoemde Geerten Meijsing twintig jaar geleden in HP/De Tijd, onthulde d’Annunzio’s huishoudster dat ze behalve haar baas ook bezoekers seksueel ter wille moest zijn; soms in trio’s en kwartetten, al dan niet met de dichter. Tussendoor begeleidde ze een ononderbroken stroom vrouwen en meisjes naar zijn kamer. Totdat ze op het einde van zijn leven “alleen maar op zijn kamerdeur hoefde te kloppen voor zijn ‘contentino’ – even aftrekken om hem in slaap te krijgen.”
* * * * *
Verfrist door een regenbui rijden we door naar Padua waar we de volgende dag de van onder tot boven met fresco’s van Giotto behangen Scrovegni-kapel bezoeken. Hij onderbrak er zijn werk in de Franciscusbasiliek in Assisi voor, om er rond 1306 het levensverhaal van Maria te schilderen. Met de kapel wilde bankier Enrico Scrovegni niet alleen zijn eigen aflaat verdienen maar ook die van zijn overleden vader – die door Dante in diens Divina Comedia in het vagevuur was ondergebracht.
De netto-tijd die we in de kapel mogen doorbrengen, bedraagt vijftien minuten. Omdat de na ons komende groep niet is volgeboekt, mogen we een kwartier langer in de kapel blijven. We haken aan bij een Engelse gids die vertelt dat de vrienden Dante en Giotto onder de indruk waren van het soefisme. De schilder zou de invloeden hebben verwerkt in de fresco’s in Padua. Aanwijzen kan ze ze niet, die invloeden, Mussolini liet ze in de jaren 1920 verwijderen. Het kon niet zo zijn dat Dante en Giotto, twee Italiaanse erflaters, in verband werden gebracht met een abjecte religie als de islam.
Zo zijn we in één keer terug in het hier en nu. De zoemer gaat, even later staan we buiten. Een suppoost verwijst ons naar een crucifix van Giotto in het museum verderop. Het is half tien in de ochtend, de dag moet zich nog op gang trekken. Zullen we?