Het schilderij heet neutraal Le terril, maar wat we hier zien is niet ver verwijderd van de hel. Een groep van zo’n twintig vrouwen beklimt een berg mijnafval. De kleren van de vrouwen zijn grauw, met hun handen of met eenvoudige gereedschappen zoeken ze naar restjes steenkool. Op de top van de berg staan de kiepkarren waaruit zojuist een nieuwe lading slakken is gestort. Daar moet de beste oogst te vinden zijn. De vrouwen zwoegen zich omhoog, maar de slakken smeulen nog na, vuile rook onttrekt de bovenste kolenpiksters aan het oog.

Le terril werd in 1898 geschilderd door Cécile Douard. Haar eigen verhaal is trouwens ook niet vrolijk. Geboren in Rouen in 1866 brengt het lot haar op jonge leeftijd in Brugge en later in de Borinage. Ze tekent en schildert er het harde leven van de mijnwerkers en hun gezinnen, totdat ze – na een ongelukkige val – op 33-jarige leeftijd blind wordt. Le terril is haar laatste schilderij. Het is een schitterend doek, even grauw en even ruig als de vrouwen die erop zijn afgebeeld.

Als je het eenmaal hebt gezien, vergeet je het niet meer, zou ik bijna zeggen, maar dat is niet helemaal waar, want ik zag het en pas de volgende dag drong tot me door dat ik het al een keer gezien had: in 2012 in de historische sectie van Manifesta in Genk. En dat ik toen ook onder de indruk was. Hoe kronkelig werkt toch het menselijk brein.

Hoe dit ook zij, momenteel hangt Le terril op zijn thuisbasis, het Museum voor Schone Kunsten in Luik. Het maakt er deel uit van een tentoonstelling met schilderijen uit de eigen collectie en die van het museum van Doornik.

Jeux de miroir heet de tentoonstelling. Dat slaat op de opzet: steeds wordt een werk uit de ene collectie gespiegeld aan een werk uit de andere collectie. De koppels, een enkele keer uitgebreid tot een trio of kwartet, hebben enigszins gezochte titels. Zeg nou zelf, Gagner son paradis dekt toch nauwelijks de lading van Le terril, tenzij je de klim naar de top van de sintelberg meteen maar als een enkele reis naar het hiernamaals interpreteert. En ook de keuze van de werken is eigenlijk vrij willekeurig. Zo worden huiswaarts kerende koeien van de negentiende-eeuwse Deense schilder Niels Pedersen Mols gecombineerd met Mercurius en Argus van Jacob Jordaens waarin de schone lo, door haar minnaar Zeus in een koe veranderd, een prominente rol speelt. Titel: Heilige koeien.

Naar Jeux de miroirs ga je niet voor het overkoepelende verhaal, maar voor de verrassingen. Ik zie daar geen probleem in. Ook vaste museumcollecties zijn vaak een allegaartje. Er hangt, staat en ligt bij elkaar wat ze door de jaren heen maar hebben kunnen krijgen. Als het allegaartje hier twee keer zo groot is, komt dat doordat het twee collecties zijn.

En zijn er betere redenen om naar het museum te gaan dan om je te laten verrassen? Door Le terril bijvoorbeeld – ik verzeker u: ook de tweede keer weer net zo mooi! Door een elegant geschilderd maar bij nader inzien zeer macaber heksentafereel van de achttiende-eeuwse Luikenaar Léonard Defrance. Door een lezende vrouw van Henri Fantin-Latour, in opperste concentratie. Of door die Deense koeien, zo verleidelijk in het avondlicht.

Jeux de miroir. Cent chefs-d’oeuvre rassemblés de Liège et de Tournai. Van 26 juni t/m 13 september 2015 in Musée des Beaux-Arts de Liège (BAL) in Luik. www.beauxartsliege.be

Boven: Henri Fantin-Latour (1836-1904), La lecture (Mlle Marie Fantin, soeur du peintre). Olieverf op doek, Musée des Beaux-Arts Tournai. © Ville de Liège/BAL