Er hangt een dorpsgezicht van Luc Tuymans. Witte huisjes, een kerk, een blinde muur, zondagse rust op straat. Het is Lissewege in West-Vlaanderen. Lutgarde Willems, één van de curatoren van de tentoonstelling 40/20 in C-mine Genk, laat in de bezoekersgids weten dat het haar doet denken aan Thorn, het witte stadje aan de Maas. Mede-curator Maria Agostinho ziet er een dorp uit haar geboorteland Portugal in. Ze kwam naar België toen ze 22 was.

Is dat de universele kracht van kunst? Je zou het haast zeggen. In de blinde muur en het veelbelovende groen erachter, waar je niet kon komen, zal iedereen iets herkennen. De plek waar je rondhing of touwtje sprong. De zon op de stoeptegels. “En langs het tuinpad van m’n vader / zag ik de hoge bomen staan / Ik was een kind en wist niet beter / dan dat ‘t nooit voorbij zou gaan”, zong Wim Sonneveld destijds. Toch denk ik dat er meer achter die herkenning zit dan nostalgie.

Sinds het Museum voor Hedendaagse Kunst in Antwerpen – MuHKA voor de insiders – wegens verbouwing is gesloten, is de collectie tijdelijk uitgewaaierd over meer dan dertig locaties in Vlaanderen. In Genk vatte men het plan op de inwoners te betrekken bij de organisatie van een tentoonstelling. Begin dit jaar ging een groep van veertig mensen aan de slag. Het waren leden van de lokale kunstkring, die wisten zo’n beetje waar ze aan begonnen, maar ook vrijwilligers van een ontmoetingshuis, deelnemers aan een jongerentheaterproject en een multiculturele dwarsdoorsnede uit de mijncité Waterschei.

De groep selecteerde twintig kunstwerken. Een half werk per curator. Toch is er op de tentoonstelling, afgezien van een doormidden gezaagde spiegel van Michelangelo Pistoletto, geen halve kunst te zien. Kennelijk zijn ze het op een andere manier eens geworden. “Jaja”, zegt Raffael Perez, één van de veertig curatoren en nu actief als suppoost. “Democratie!” In deelgroepen kozen en bespraken ze schilderijen, sculpturen en installaties uit de collectie van het MuHKA. Hoewel de eerste voorkeur van Raffael Perez de eindstreep niet haalde, neemt hij tegenwoordig kunstboeken mee uit de bibliotheek.

Dat is allemaal goed en wel, een mooi sociaal project, maar wij, bezoekers, zien natuurlijk gewoon een tentoonstelling. Behalve Tuymans en Pistoletto zijn er grote namen als Marlene Dumas, Berlinde de Bruyckere, Wim Delvoye en Juan Muñoz. Er is ook verrassend werk van minder bekende kunstenaars. Op zich een bezoek aan C-mine in Genk waard. Maar veel leuker is het om die grote en minder grote namen even te vergeten en te proberen net zo onbevooroordeeld te kijken als de veertig curatoren. Raffael Perez had nog nooit van Anish Kapoor gehoord, maar over diens steen met een onpeilbaar donker gat zegt Perez in het bezoekersgidsje: ‘Er is geen licht aan het einde van de tunnel, een stenen muur houdt het licht tegen’. “Allemaal een grapje natuurlijk”, lacht hij het mysterie weg. De groep uit Waterschei koos onder meer drie koolzwarte tekeningen van Ado Hamelryck. De kunstenaar bleek bij hen om de hoek te wonen.

Het dorpsgezicht van Tuymans maakt deel uit van de serie Heimat. In die serie zitten ook schilderijen van de Vlaamse Leeuw en de IJzertoren. Ze verwijzen naar de duistere keerzijde van de dorpse vredigheid. Maar eigenlijk hoef je dat helemaal niet te weten om de haast onwerkelijke stilte in het schilderij te zien. De ongenaakbaarheid van de witte muren. De onheilspellende geslotenheid van de grotemensenwereld. Die is niet voorbij. Die is van alle tijden.

40/20. Genkenaren kiezen kunst uit de M HKA-collectie. Van 3 juli t/m 31 augustus 2014 in C-mine cultuurcentrum Genk. www.c-minecultuurcentrum.be