Eigenlijk had ik dit stukje zo willen insteken:
Ik ben op de tentoonstelling Kleopatra – die ewige Diva in de Bundeskunsthalle in Bonn. Die tentoonstelling gaat over de manier waarop de legendarische figuur van Cleopatra, koningin van Egypte en belichaming van de godin Isis op aarde, tot op de dag van vandaag voortleeft in kunst en cultuur. Ik loop langs antieke portretbustes: ‘eerste eeuw voor Christus, mogelijk Cleopatra’. Ik zie een zeventiende-eeuws wandkleed waarop staat afgebeeld hoe Cleopatra indruk probeert te maken op Marcus Antonius, haar latere minnaar, door een kostbare parel op te lossen in een glas azijn en het brouwsel op te drinken. De poging was kennelijk succesvol want ze zou drie kinderen van Marcus Antonius krijgen. Ze had er trouwens ook al één van Julius Caesar. Ik vergaap me aan de decolletés van Claudette Colbert, Elizabeth Taylor en zelfs de kuise Vivien Leigh in hun filmrollen als Cleopatra. Ik passeer foto’s van uitzinnige verkleedpartijen in Victoriaans Engeland. Ik zie voorstellingen van Cleopatra’s dramatische dood. In de machtsstrijd na de moord op Caesar heeft ze op het verkeerde paard gewed: Marcus Antonius legt het af tegen zijn rivaal Octavianus, de latere keizer Augustus. Om smaad en schande te voorkomen, beneemt Cleopatra zich het leven. Schilderij na schilderij laat ze zich door een gifslang in de welgevormde borst bijten. Haar blik is onvast ten hemel gericht, haar mond is half geopend. Heeft ze pijn? Of denkt ze aan de laatste nacht met haar geliefde? Je komt er niet achter.
Dan – ik beschrijf nog steeds hoe ik me dit stukje had voorgesteld – raak ik in gesprek met een medebezoekster, een goed geklede dame met fijne maar vastberaden trekken, een kruising tussen Nina Brink en Katja Schuurman. Speciaal aan mij (omdat ik zo aardig ben, of omdat ik voor Zuiderlucht schrijf) maakt ze zich bekend als Cleopatra. Sinds Dante verblijft ze in de hel, maar ze mocht er één dag uit om haar eigen tentoonstelling te zien. Ze vertelt me wat zij ervan vindt.
Maar wat moet ze zeggen? Maakt ze zich vrolijk om de soep van glamour, macht en wellust die we in tweeduizend jaar tijd van haar levensverhaal hebben gekookt? Lacht ze in haar vuistje dat ze nu nog veel beroemder is dan toen? Is ze verontwaardigd dat Asterix en (‘dat neusje!’) Cleopatra op de tentoonstelling volledig ontbreekt? Is ze verdrietig dat we nog steeds geloven in de propaganda van Octavianus alias Augustus die haar relaties met Caesar en Marcus Antonius in een sfeer van geilheid en hoererij trok, terwijl zij, briljant strateeg, er alleen aan begonnen was om haar volk een oorlog met de Romeinen te besparen? Is ze boos dat ze tegenwoordig Palmolive zeep moet helpen verkopen? Verzucht ze dat deze tentoonstelling nog erger is dan de hel en dat ze zo gauw mogelijk weer terug gaat?
Ik kwam er niet uit. Of liever gezegd: ik kon niet kiezen. Als ik de ene invalshoek gekozen had, miste ik de andere.
We weten te weinig over de historische Cleopatra om ons zelfs maar in de verste verte te kunnen voorstellen wat voor iemand ze geweest is. Zo kunnen we elke kant met haar op die we maar willen. Je ziet het aan, daar in Bonn, en wordt heen en weer geslingerd tussen bewondering, verbijstering, vermaak en plaatsvervangende schaamte. Deze tentoonstelling gaat niet over Cleopatra, maar over ons. Misschien wilde ze dat alleen maar tegen me zeggen.
Kleopatra – die ewige Diva. T/m 6 oktober in de Kunst- und Ausstellungshalle Bonn. www.bundeskunsthalle.de