Een jaar of tien, vijftien geleden wendde menig museumdirecteur besmuikt het hoofd als er iemand over keramiek begon. Zelfs in de heetste der postmoderne tijden reikte het imago van keramiek niet veel verder dan goedwillende pottenbakkerij – associaties met de cursus macrameeën op woensdagmiddag in het wijkgebouw lagen voor de hand.
Maar tijden veranderen, soms razendsnel. Net als textiel wordt keramiek in kunstkringen inmiddels zeer serieus genomen; mogelijk heeft de opdracht van de overheids om dichter bij het gewone volk te opereren een extra zetje gegeven. Soms een zetje te veel. De door de politiek geagendeerde participatiedrift heeft er toe geleid dat het prutswerk van woensdagmiddagcursisten in sommige musea zelfs op zaal verschijnen.
Dat geldt niet voor het Stedelijk Museum in Den Bosch, waar in het paviljoen de keramiek van de Italiaanse ontwerper Ettore Sottsass (1917-2007) wordt getoond. Sottsass, een van de coryfeeën van de Memphisbeweging die in de jaren tachtig de ontwerperswereld op zijn kop zette, was vanaf het begin van zijn loopbaan een hartstochtelijke pottenbakker. Dat wil zeggen: hij maakte meer dan duizend stukken keramiek zonder ooit een homp natte klei in zijn handen te nemen. Hij tekende de ontwerpen. Voor het modelleren, bewerken en bakken had hij zo zijn mannetjes – en vrouwtjes.
Voor wie het hele oeuvre van Sottsass kent, is de presentatie in Den Bosch een feest van herkenning. Ook in keramiek is een uitgesprokener handschrift dan het zijne amper denkbaar. De concepten, vormen en kleuren van de extravagante stoelen, kasten, kapstokken en lampen die hij ontwierp, vonden hun oorsprong, zo blijkt, in zijn keramiek. Sottsass’ aardewerk was de kraamkamer van zijn oeuvre.
Ettore Sottsass is geen vreemde in Den Bosch. In 1984 organiseerde Het Kruithuis, de voorganger van het Stedelijk Museum, de eerste Memphis-tentoonstelling in Nederland. Elf jaar later was er de eerste tentoonstelling die aan Sottsass’ keramiek was gewijd – veel van zijn ontwerpen horen tot de collectie van het museum. En afgelopen jaar was er de expositie De laatste avant-garde. Radicaal design in Italië 1966-1988 waar Memphis een prominente plaats innam.
Het bij gelegenheid van zijn honderdste geboortejaar getoonde keramiek laat zien dat die voorhoedepositie voortkomt uit een hartstochtelijke – en wereldwijde – zoektocht naar oorspronkelijke vormen en alledaagse gebruiksvoorwerpen. “Ik ben een reiziger die de wegen van de gewone mensen volgt, daarom is eenvoudige klei die uit de aarde komt voldoende voor mij, zoals een gitaar voldoende is om liedjes te zingen die meisjes aan het huilen maken (en om revoluties te ontketenen)”, zei hij ooit. Kwamen andere kunstenaars ook maar zo goed uit hun woorden.
Het is die verneukeratieve eenvoud die Sottsass’ keramiek zo speciaal maakt. Plus de kleuren, de afwerking van het oppervlak en het ongemerkt laten samensmelten van verschillende vormen. Zo neemt een theepot moeiteloos de vorm aan van een tot zijn meest rudimentaire vorm teruggebrachte filmprojector. (En dan moet ik altijd weer denken aan de zacht glimmende oorlogsmachines van Shinkichi Tajiri die, ontdaan van die gewelddadige associatie, eigenlijk vriendelijke vogels zijn met een hoge aaibaarheidsfactor).
Het debat over de functionaliteit van zijn ontwerpen – zijn niet altijd even praktisch ogende meubels pronken vooral in musea – ontloopt Sottsass hier door veel van zijn keramiek te voorzien van een gat. Kijk, een vaas! Zo ontdoet hij zich van het decreet dat wil dat de vorm dienstbaar moet zijn aan de functie.
Celebrating Ceramics – 100 jaar Ettore Sottsass. Van 14 september t/m 18 februari in Stedelijk Museum ’s Hertogenbosch. sm-s.nl