Toen Alberto Giacometti (1901-1966) na de oorlog terugkeerde naar Parijs paste zijn hele beeldenproductie in zes luciferdoosjes. Noodgedwongen, zo gaat het verhaal, het materiaal was te duur, en een atelier al helemaal.

Tot zo ver de romantische versie. De werkelijkheid wil dat Giacometti van jongs af aan een voorkeur had voor het kleine en het fragiele. Met achttien jaar tekende hij stillevens als miniaturen. Met 38 jaar boetseerde hij portetten die niet groter waren dan een vinger. Die pasten inderdaad in luciferdoosjes – al waren die in die tijd iets ruimer dan nu.

De Brusselse kunstenaar Fred Biesmans (1971) was steenhouwer en restaurateur in bouwprojecten voordat hij sculpturen ging maken, van hout, gips en keramiek. Hij ging van groot naar klein, naar miniaturen die hij chooba’s noemt – niet te verwarren met de slakachtige sf-wezens. In de terracotta’s van Biesmans, te zien in de expositie Choobaland in het Musé des Arts Contemporain (MAC) in Grand Hornu, zijn ze soms organisch, meestal mechanisch. Ook bij hem is de associatie met science fiction nooit ver weg, maar dan in een vergane-glorieversie. Star Trek na de neutronenbom – zoiets. Biesmans’ personages doen denken aan die van Folkert de Jong, zij het minder freaky.

In Le Refuge du lac (2011) zit een visser in een bootje, tegen een achtergrond van een UFO-achtige machine die alleen nog de kiloprijs in schroot waard is. In een ander werk loopt een prehistorische dier door een decor van verwrongen metaal, terwijl mensen hun alledaagse ding doen. Ze trekken zich niets aan van hun omgeving die lijkt losgeweekt uit een nucleair landschap. Niets functioneert nog, maar de personages van Biesmans willen er niet van weten. Mensen pakken hun leventje altijd weer op, niet alleen na de zondvloed, ook na de nucleaire apocalyps.

Imponeren en intrigeren heeft niets met schaal of volume te maken. Dat wisten we natuurlijk al, toch kan het geen kwaad er door deze sculpturen nog eens op te worden gewezen. Ze passen niet in luciferdoosjes, ondanks hun complexiteit zijn ze tien a twintig centimeter hoog. Bij elke miniatuur vraag je je af hoe die Biesmans het zo gemillimeterd voor elkaar heeft gekregen. In klei dus, en dan afbakken. Tot je je neus op de glazen vitrine drukt, en bevangen raakt door de voorstelling. In La Sphére Agronome (2011) zit een man, een landbouwkundig ingenieur wellicht, op een trapje voor een (deur?)opening van een koepelvormige machine. Is het een voertuig uit een ander Melkwegstelsel, of een oogstmachine? De man heeft iets op zijn schoot, het is onduidelijk wat. De sfeer is ook hier desolaat, maar hoewel moederziel alleen oogt hij niet wanhopig. Alsof hij weet dat er altijd een uitweg is, een toekomst.

Wellicht door zijn organische vorm is Meat Grow (2013) het meest intrigerende beeld van de expositie. Uit een homp klei die doet denken aan een hersenpan groeien woningen, schots en scheef, met palen, ladders en touwen aan elkaar verbonden. Overal zijn mensen, en ook dieren, in de weer. Denk aan een kashbah, aan favuala’s tegen een heuvel, aan de Toren van Babel op het beroemde schilderij van Pieter Breughel de Oudere uit 1563. De toestand is uitzichtloos, maar zolang we leven is er hoop. Opgeven? Nooit!


Fred Biesmans, Choobaland. Van 21 juni t/m 4 oktober in MAC in Grand Hornu. www.mac-s.be

Boven: Fred Biesmans, Meat Grow (2013). Keramiek, 46 x 58 x 31 cm. foto Zuiderlucht