Benjamin Britten putte voor zijn werk uit de volle breedte van de muziekgeschiedenis en uit zijn eigen genialiteit. Honderd jaar na zijn geboorte krijgt het werk van de Britse componist 365 dagen lang aandacht. Onder meer met een opvoering van zijn opera Owen Wingrave.

Dat het honderdste geboortejaar van Benjamin Britten wordt gevierd in een periode waarin Groot-Brittannië in de ban is van de seksuele escapades van de vroegere BBC-presentator Jimmy Saville, maakt dat ook de handel en wandel van de componist nog eens tegen het licht worden gehouden. Britten was geen stelselmatige aanrander en verkrachter van minderjarigen, maar nodigde wel jonge jongens uit bij hem thuis. Soms gingen ze dan samen in bed liggen, waar hij hen kusjes gaf. ’s Mans obsessie voor knapen zou volgens biografen en muzikale duiders ook blijken uit de prominente rol voor jongenssopranen in zijn werk.

Controverse hoort een beetje bij de grootste Britse componist sinds Henry Purcell. Benjamin Britten (1913-1976) was openlijk homoseksueel en leefde meer dan vier decennia samen met de tenor Peter Pears. Hij was overtuigd pacifist en weigerde dienst op grond van gewetensbezwaren. De eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog woonde hij in de VS.

Wat Britten verder verdacht maakte bij het establishment: hij hekelde moralisme en autoriteiten. Dat zo’n begaafd man (als wonderkind componeerde hij al een enorm oeuvre bij elkaar) zijn talent niet inzette om de grootheid van zijn vaderland te bezingen, deed velen ook pijn. Britten keek wel uit. Hij begreep dat het tijdperk van de grote nationalistische composities voorbij was, hij voelde zich Europeaan. Liever parodieerde hij de door collega’s afgeleverde pompeuze hymnes en bewerkingen van volksliederen, zoals in de liederencyclus Our Hunting Fathers. Toen hij later serieuzer met volksliederen aan de slag ging, deed hij dat op een volstrekt eigen manier, zonder nationalistische ondertoon.

Brittens werk kenmerkt zich vooral door breedte. Hij speelde verdienstelijk piano en viool, dirigeerde, schreef opera, orkestmuziek, kamermuziek, liederen, koorwerk, filmmuziek, educatief werk en nog heel veel meer. Zijn eerste voorbeelden waren Beethoven en Brahms. Gedurende zijn opleiding kwamen daar Gustav Mahler en Alban Berg bij. In later jaren werd Brittens aanpak behoorlijk eclectisch. Hij putte even makkelijk uit oeroude muziek en als uit moderne.

Zo zit in zijn voorlaatste opera Owen Wingrave, die deze maand wordt opgevoerd in Heerlen, op listige wijze de twaalftoonstechniek van Arnold Schönberg verwerkt. De muziekvoorstelling is gebaseerd op een novelle van Henry James en draait om een telg van een geslacht met een eeuwenoude militaire traditie die zich plots manifesteert als dienstweigeraar. Hij krijgt met die houding zijn familie en zelfs de geesten van zijn voorouders tegen zich. Britten schreef het werk in 1970 en het kost weinig moeite om er een protest tegen de op dat moment woedende Vietnamoorlog in te zien. Owen Wingrave weerspiegelde min of meer zijn eigen verhaal.

Tenor Bernard Loonen vertolkt in de opvoering door Opera Trionfo & Nieuw Ensemble de rol van generaal Sir Philip Windgrave, en speelt de geest van een reeds gestorven voorouder. Bij de eerste uitvoering nam Brittens partner Peter Pears die rollen voor zijn rekening. Loonen noemt zichzelf een “songwriter’s singer”. Dat hij in ruim een kwart eeuw zingen een grote liefde heeft opgebouwd voor Britten, komt onder meer omdat die er een soortgelijke benadering op na hield. “Hij was een singer’s composer. Hij schreef naar stemmen en instrumenten toe. Was zich heel goed bewust van de mogelijkheden en beperkingen van iedere musicus. Tegelijk kent elke compositie minstens één gedeelte waarin hij de nog onontdekte gebieden verkent. Daar wordt de musicus uitgedaagd om de grenzen iets te verleggen.”

Loonen ontdekt nog steeds nieuwe aspecten van Britten. “In mijn beginjaren ging ik voluit voor de exuberantie, voor de vocaal-fysieke uitdaging waar hij me als zanger voor stelde. De laatste jaren heb ik veel meer oog gekregen voor de poëzie, de verschillende lagen in zijn werk.”

Muziek zat, zoals de in memoriams na zijn overlijden vaststelden, in elke vezel van Brittens lijf. Dat betekende echter niet dat hij blind was voor de wereld daarbuiten. Hij had volop interesse voor andere kunstvormen. Pears en hij hadden een hechte vriendschap met de dichter W.H. Auden, die hen met zijn eigen vertrek naar de VS waarschijnlijk aanzette tot de oversteek naar Amerika.

Britten maakte bovendien gebruik van de nieuwe media van zijn tijd. Owen Wingrave werd speciaal gecomponeerd voor televisie. Ruim 35 jaar eerder, in het midden van de jaren dertig, deed hij veel ervaring op met het componeren van muziek bij documentairefilms van de General Post Office. Klanken vielen samen of detoneerden juist met de vastgelegde werkprocessen, zoals dat later ook zou gebeuren in Glas van Bert Haanstra.

Loonen, die later dit jaar nog met vijf cantates van Britten langs de theaters gaat: “Britten was geen man van compromissen. Anders dan de makers van musicals zocht hij niet naar de meefluitbare deun. Tegelijkertijd kun je hem onmogelijk een doorgewinterde avant-gardist noemen. Hij wilde met zijn werk de mensen emotioneel raken. In primair intellectuele exercities zoals die van Pierre Boulez was hij niet geïnteresseerd.”

Soms vergt Britten enige inspanning, weet Loonen. “Ik heb het zelf meegemaakt dat ik een werk niet meteen begreep of dat het niet onmiddellijk binnenkwam. Hij eist veel van de luisteraar. Maar volharding wordt beloond. Als publiek moet je die wat hogere drempel nemen, omdat het uiteindelijk verrijkt. Al is dat een boodschap die er in deze tijd van vervlakking niet zo makkelijk ingaat.”

 

 

Owen Wingrave van Benjamin Britten door Opera Trionfo & Nieuw Ensemble, met dirigent Ed Spanjaard. Op 17 februari om 19.30 uur in Theater Heerlen. www.parkstadlimburgtheaters.nl