PAUL VAN DER STEEN gaat op berenjacht in de wereld van kunst en cultuur.
Beren zijn zeldzaam in mijn boekenkast. De enkelingen die erin staan, dansen. Dat lijkt een vrolijk stemmend onderwerp, maar dat is het niet. Want ze dansen maar even.
De Russische schrijver Vsevolod Garsjin (1855-1888) beschrijft hun kunsten tijdens een laatste voorstelling in het titelverhaal van de bundel De beren en andere verhalen: ‘Ze dansten, worstelden, beeldden jongetjes uit die erwten jatten, en hoe een jonge deerne loopt en een oud wijf, en ze werden voor het laatst beloond met een glaasje wodka, dat de beer, zich oprichtend op zijn achterpoten, aannam met beide voorpoten, naar zijn harige muil bracht en naar binnen goot.’
Daarna moeten de zigeuners op bevel van het stadsbestuur van Sint-Petersburg hun eigen beren afmaken. De manisch-depressieve Garsjin, die op zijn 33e de hand aan zichzelf sloeg, weet net als in de andere verhalen absurditeit en wreedheid indringend te verwoorden.
In Dansende beren. Heimwee naar het communisme van de Poolse non-fictieauteur Witold Szablowski (1980) maakt niet Petersburg maar Brussel een einde aan de praktijken van zigeuners en hun dansberen. Hier is het de EU die het berenleed wil uitbannen.
Ook Szablowski heeft een scherp oog voor absurditeit en wreedheid. Uiteindelijk laat hij de verschillen tussen beer en mens wegvallen. Met lege beloften kun je ze allebei rare sprongen laten maken. En wie geen vrijheid gewend is, weet zich bij het wegvallen van de oude, hiërarchische verhoudingen geen raad met alle nieuwe mogelijkheden.
PAUL VAN DER STEEN