Paul van der Steen gaat op berenjacht in de wereld van kunst en cultuur.
Op het hek van de berenkuil in het Maastrichtse stadspark excuseert Jo, de laatste beer die er ooit woonde, zich op een bordje voor zijn afwezigheid. Wel zitten er andere dieren, vormgegeven door kunstenaar Michel Huisman. Zo kan Jo’s vriend de giraffe heel mooi doodliggen; hij wordt gestreeld door een jonge vrouw. Huismans ensemble heet dan ook De halfautomatische troostmachine.
Het idee van het kunstwerk leidde rond de millenniumwisseling tot een volksopstand in Maastricht. Waarom geen aandenken aan de beren, die ooit in de kuil huisden en waaraan vrijwel iedereen zulke mooie herinneringen had? Waarom zoiets akeligs als een dood beest?
Zoveel ophef was er nooit geweest over het lot van Jo toen hij nog leefde. Laat staan voor zijn twee broers, zijn vader en moeder en de twee eerste Maastrichtse beren die het stadsbestuur in 1920 kocht van een Duits circus. Zij sleten hun leven als attractie in een troosteloze betonnen bak.
Zijn lookalike zit nu als compromisbeer op een bankje een eindje verderop.
Pas in de jaren negentig van de vorige eeuw vond men het verstandiger om Jo, de laatste overlevende, een diervriendelijker bestaan te gunnen. Hij verhuisde naar Ouwehands Dierenpark in Rhenen waar hij zich aanvankelijk geen raad wist met de iets natuurlijkere leefomstandigheden. Eenmaal gewend leefde Jo er nog drie jaar.
Huismans Troostmachine kwam er, ondanks het verzet. De stem des volks sleepte er wel nog een vereeuwiging van Jo uit. Die lookalike zit nu – gegoten in brons– als compromisbeer op een bankje een eindje verderop. Met de kop omlaag, tot in de eeuwigheid peinzend over zoveel selectieve verontwaardiging.
PAUL VAN DER STEEN