Begin vorige maand werd in Berlijn de Duitse bokskampioene Rola El-Halabi in haar kleedkamer neergeschoten door haar stiefvader. Hij was het niet eens met haar relatie. Gerichte schoten op handen, knieën en voeten moesten voorkomen dat Rola nog ooit een wedstrijd zou boksen.
Het bericht deed me denken aan Gegen die Wand, een Duits-Turkse film uit 2004 waarin eerwraak een belangrijke rol speelt. Net als in de film moest hoofdrolspeelster Sibel Kekilli een tijdje onderduiken, en met haar familie in Turkije is het nooit meer goed gekomen.
Misschien verbeeld ik het me, maar in Berlijnse verhalen spelen vrouwen vaak de hoofdrol. Niet zo vreemd, statistisch gezien. In Berlijn wonen meer vrouwen dan mannen. Een erfenis uit de Tweede Wereldoorlog, toen 2,4 miljoen Duitse soldaten sneuvelden. Maar dat is wel alweer zestig jaar geleden.
Minder verklaarbaar is dat het vrouwenoverschot zich ook manifesteert in de internationale kunstscene in Berlijn. “Welcome in Girl City”, lachte een Nederlandse kunstenares me een keer toe vanuit haar 140 vierkante meter grote atelier. Wat de oorzaak van die scheefgroei was, wilde ik nog weten. Het gender-ironische antwoord luidde: “Misschien is dit wel de stad van de Gleichberechtigung.”
Waar je geen statistieken voor nodig hebt – het is een fact of life – is dat ze het momenteel moeilijk hebben, vrouwelijke kunstenaars in Berlijn. In elk geval de Nederlanders onder hen. (Het kan best zijn dat het ook voor hun mannelijke collega’s sappelen is, maar daarover een andere keer. Een stukje als dit kan maar één focus hebben.) Hun problemen hebben van doen met de financiële crisis, het niet verlengen van kunststipendia uit het vaderland (kunstenaars in Berlijn eten brood van elders) en, ik zeg het met enige schroom, relatieproblemen. Een verband tussen de drie is moeilijk aantoonbaar, ik denk dat zelfs statistici hier de adem inhouden. Verder is er de vuistregel die in elke wereldstad geldt: alle geïmporteerde relaties zijn gedoemd te mislukken. De metropool telt vele verlokkingen.
Het mitrailleurvuur van indrukken die mensen ondergaan in een pulserende metropool als Berlijn zag ik vorige maand in Künstlerhaus Bethanien terug in de film Temporary Devotion van het kunstenaarstrio Kimberly Clark. Met hun staccato van beelden gunden Iris van Dongen, Ellemieke Schoenmaker en Eveline van de Griend – ze wonen en werken in Berlijn – me geen seconde rust. Honderd jaar na de futuristen hebben kunstenaars de grootstedelijke furie van onnavolgbaar lawaai, dynamiek en snelheid nog steeds niet getemd.
Ik ga hier dus niet opschrijven wat er allemaal te zien was. Niet omdat, als dat de bedoeling was geweest, de dames het zelf wel hadden gedaan. Ook niet omdat het zou volstaan om je er simpelweg in onder te dompelen, in zo’n film, net als in het leven in een metropool. Nee, ik schrijf het niet op omdat ik twijfel over de woorden. Een stukje van Armando over een ontmoeting van een Duitse schrijver met een houthakker zit me dwars. De houthakker vroeg hem wat hij deed voor de kost. Ik ben schrijver, zei de schrijver. Waarna de houthakker vroeg: “Schrijf je zoals het in de krant staat, of zoals het in het leven is?”