Aan de kust van Suffolk staat een merkwaardig vakantiehuis. Het lijkt een beetje op de bus die aan het einde van de film The Italian Job half in het ravijn bungelt. De helft van het door MVRDV ontworpen gebouw, dat in totaal dertig meter lang is, zweeft in de vrije ruimte. Het geval bestaat uit metalen leien, een knipoog naar de plaatselijke bouwtraditie. Natuur en jaargetijden reflecteren in de gevel. Dit voorjaar kreeg deze Balancing Barn een eervolle vermelding in de categorie ‘Architectuur en Stedenbouw’ bij de Red Dot Design Awards.
Deze prijs is niet alleen belangrijk voor het Rotterdamse architectenbureau, maar ook voor de opdrachtgever: de Brits-Zwitserse filosoof Alain de Botton en diens stichting Living Architecture waarmee hij het imago van moderne architectuur wil bevorderen.
Enkele jaren geleden schreef De Botton het boek The Architecture of Happiness, waarin hij pleit voor een soort mengelvorm van traditionele en moderne architectuur. Ik bezocht hem thuis in Hammersmith om te praten over zijn ideeën aangaande architectuur. Bij hem draait alles om harmonie. Een gebouw of een stedenbouwkundig plan moet volgens De Botton in de omgeving passen en elementen uit het verleden bevatten zonder te vervallen in kitsch of nostalgie. Hij bleek vol lof te zijn over architectuur in Nederland, vooral de woningbouw in de Oostelijke havengebieden van Amsterdam en ook de nieuwbouw in Vijfhuizen, onder de kerosinerook van Schiphol. De architectuur is er speels, praktisch en op menselijke maat gesneden. Met het ontwerp van MVRDV wilde hij dit importeren.
In eigen stad mist De Botton dit samenspel tussen heden en verleden. Immers, Londen is niet gebouwd, maar gegroeid. Higgeldy-piggeldy. Zonder vooropgezet plan. De stad heeft nooit een Berlage of een Haussmann gehad. De grootste architect uit de Britse geschiedenis, Christopher Wren, had wel ambitieuze plannen, bijvoorbeeld om een deel van de binnenstad na de grote brand van 1666 middels een Grand Design te herbouwen. Koning Karel II had er wel oren naar, maar de belangen van de middenstand en handelaren gingen voor.
Londen is dan ook geen mooie stad zoals Amsterdam, Wenen of Rome, maar wel een fascinerende, juist door de architectonische anarchie. Overal liggen sporen van architectuur-historische ongelukken. Neem het glas-in-staal-kantoorgebouw dat pal naast de neoclassicistische gevel van Waterloo Station is neergezet, het Schots-Gothische woonhuis van de architect John Vanbrugh dat als een folly midden in de Regency-wijk langs Greenwich Park staat. Of de Erotische Augurk (in Nederland zou het simpelweg ‘de Dildo’ heten) van Norman Foster middenin de oude City van Londen, waar de Romeinse resten een openluchtmuseum vormen.
Niet zozeer een ongeluk alswel een slagveld is de omgeving rondom London Bridge. Daar verrijst momenteel de Glasscherf, het hoogste gebouw van West-Europa, ontworpen door Renzo Piano. Aan de voet van deze wolkenkrabber ligt één van de drukste, en meest bouwvallige stations van Europa. De Glasscherf zet het brutalistische Guy’s Hospital in de schaduw, de Engelsen hebben er een mooi werkwoord woord: ‘it dwarves’. Aan de voet van dit 34 etages tellende gedrocht staat het achttiende-eeuwse deel van het ziekenhuis, als vergane glorie. Een paar honderd meter verderop bevindt zich de kathedraal van Southwark, waarvan de ene helft ooit is afgebroken om plaats te maken voor een spoorbaan. Het was geen probleem: het werd er aan de andere kant weer bijgebouwd. Dat kan alleen in Londen. De Botton zou ervan gruwen.