Onderweg naar het milieuperron kreeg Govert Derix een ingeving: stel dat de natuur in opstand komt en ons laat weten dat het genoeg is. Het leidde tot de vuistdikke roman De boom. Zijn schrijfstudio bevindt zich in een zolderappartement. ‘Ik heb altijd Beethoven in de buurt.’
Loop vanaf de Markt in Maastricht een paar stappen in noordelijke richting en je komt uit in een kluwen van steegjes, doorsteekjes, trappen en bordjes met ‘hier geen fietsen’. Het is zoeken naar de juiste deurbel. In de lift duw ik op knopje 1 en kom uit op de 3de etage. Vanuit de lift beland ik in een heuse straat, verborgen bovenop het gebouw, met voordeuren, deurmatten en planten in potten.
Schrijver en filosoof Govert Derix (Horst, 1962) laat me binnen. Door de woonkamer, twee steile trappen op naar een kamer in de nok van het dak. Een bed, een L-vormige werktafel, een piramidevormige boekenkast en links en rechts een dakraam. Staand zie je daken en boomkruinen, zittend vooral veel lucht. Een geheime citadel noemt Derix het zelf: ‘Midden in de stad schijnt het maanlicht soms recht op mijn toetsenbord.’
Als jij hier zit te werken, is die stad dan nog aanwezig?
‘Ja en nee. Ik kijk natuurlijk meestal op mijn beeldscherm, maar mijn laatste boek gaat deels over een oud gebouw van Landbouwbelang, aan de Maas, dat zit links in mijn ooghoek. Je kunt het net niet zien, de boom waar het in mijn jongste roman De boom om draait zou precies daar staan, maar ik moet bekennen dat ik maar zelden naar zo’n plek kijk. Als ik schrijf ben ik toch helemaal in mijn cocon. Die zweeft hier ergens boven dit bureau, maar dat kan ook ergens anders zijn, bijvoorbeeld aan mijn schrijftafel in Brazilië.’
Govert Derix reist regelmatig naar Brazilië, zijn vrouw komt er vandaan. Een deel van De boom schreef hij daar. Op zijn 17de is hij er voor het eerst geweest, via een vriend van zijn vader, een missionaris. ‘Ik was helemaal niet van plan om naar Brazilië te gaan, ik wilde gewoon weg uit Horst. Die pater zat toevallig bij ons in de woonkamer en zei: “Mer Govert, dan kòmde toch ’n paar mònt nao meej toe.” Mijn vader boekte het goedkoopste ticket, een reis van drie dagen: Eerst met de trein naar Maastricht. Moet je nagaan, dat was de eerste keer dat ik in Maastricht kwam. Dan naar Luxemburg en van daaruit met een vlucht naar Reykjavik, waar ik overstapte richting New York. De volgende dag vloog ik naar Rio de Janeiro, daarna met een binnenlandse vlucht naar Brasilia, waar ik werd opgewacht door die pater uit Horst.’
In die drie dagen had je meer meegemaakt dan in de zeventien jaar daarvoor?
‘Precies. Sindsdien is Brazilië echt een andere biotoop voor me geworden. Het vliegtuig is dan niet alleen een tijdmachine, maar ook een soort biotoopmachine. Het klimaat is anders, de lucht is anders, zelfs mijn huid voelt anders.’
‘Ik vind mezelf meestal geen aangenaam persoon.’
Ben je ook een ander mens in Brazilië?
‘Ja, ik denk het wel. Minder jachtig. Vrijer, aangenamer ook. Ik vind mezelf meestal geen aangenaam persoon. Ik ben constant met van alles en nog wat bezig. Het hangt hier niet voor niks dik gedrukt boven mijn bureau: Niet Overkoken. Een advies van mijn uitgever.’
Hoe begin jij aan een boek?
‘Eerst is er een explosie. Dan zet ik in vrij korte tijd de verhaallijnen, karakters en inhoud neer. Ik laat het een tijdje liggen en dan begint het verfijnen; ik daal af tot de haarwortels van het manuscript. Als ik dat bereik kan ik op een gegeven moment gewoon zien dat als op pagina twintig een bepaald woord staat, dan moet op pagina tweehonderd-en-zoveel-twintig bovenaan niet datzelfde woord staan. Dan kan ik als een soort schaker helemaal door die tekst van 180.000 woorden lopen. Als iemand me dan vraagt naar een specifiek woord, kan ik zo zeggen op welke pagina het staat.’
Dat lijkt meer op componeren dan schrijven…
‘Klopt. Ik heb hier in de kast ook veel partituren staan. Vroeger schreef ik boeken die ik qua compositie afkeek van een Beethoven-symfonie.’
Met de bijbehorende wisselingen in tempo en toonsoort?
‘Ik heb altijd Beethoven in de buurt. Het gaat echt om de psychologische en wijsgerige reis, met aandacht voor de kleinste details en de overkoepelende architectuur, die op natuurlijke wijze in elkaar moeten grijpen. Schrijven lijkt voor mij heel veel op componeren. Wat ik ook altijd doe, is mijn tekst hardop voorlezen.’
Voor je partner?
‘Nee, voor mezelf, als niemand thuis is. Alsof je achter de piano een symfonie uitprobeert. Op een gegeven moment kom je zo diep dat de klanken van woorden suggereren wat er met een tekst moet gebeuren: een woord minder of meer, een pauze, een spatie. Het is een manier van met taal bezig zijn, die ik met De boom voor het eerst zo heb ervaren, omdat ik er nu voor het eerst echt de tijd voor nam.’
Onder het witte houten bureau waar Derix aan werkt, is alles leeg, op een paar blauwe teenslippers na. Het grote beeldscherm op de tafel is verhoogd met drie boeken: twee delen pianosonates van Beethoven met gele post-its vol aantekeningen, en het boek Structuurvisie van de stad Amsterdam. ‘Ik bedenk me nu pas, als kind had ik al een tafel met allemaal spulletjes. Een soort postkantoortje met een oude typemachine die ik van mijn vader had gekregen. Zat ik daar hele middagen te tikken. Ik heb zo’n plek dus eigenlijk altijd al gehad.’