Een deel van de artistieke nalatenschap van kunstenaar Ad Maas uit Thorn wordt deze maand overgedragen aan de Jean Laudy Stichting Venlo. De rest gaat vermoedelijk naar het stort. Toch is Ad Maas niet dood. Hooguit onzichtbaar. “Ik heb gemaakt wat ik mooi vond.”
“Ik wil niks vertellen over mezelf, ik heb geen verleden meer”, zegt Ad Maas. Mooi begin van wat een interview zou moeten worden. “Ik had gehoopt dat u vanwege de sneeuw niet zou komen, en u zou mij een plezier doen door niets over me te schrijven. U mag mij zelfs doodzwijgen. Maar komt u gerust binnen.”
Kunstenaar Ad Maas is zacht en rusteloos. Hij ontvangt zelden bezoek. Hij heeft nog steeds zijn draai niet hervonden sinds hij twee jaar geleden vanwege chronische rugklachten zijn boerderijwoning in hartje Thorn moest verruilen voor een aanleunwoning. “In mijn hoofd ben ik nog niet verhuisd”, verontschuldigt hij zich. In die hoeve woonde hij in betrekkelijke rust, totdat hij in 1991 in het tv-programma De stoel van Rik Felderhof terechtkwam. Aan het slot van de uitzending maakte hij een groot gebaar door te zeggen dat hij hunkerde naar de warmte van een vrouw. Dezelfde avond nog, zegt Maas, stond er een dame uit Veendam met een koffer voor de deur. En dat was nog maar het begin. Van heinde en verre kwamen nieuwsgierigen naar Thorn om de kunstenaar te ontmoeten en zijn werk te bekijken. De plaatselijke VVV draaide op volle toeren.
Vanuit het hele land kreeg Ad Maas (1930) een kleine 200 brieven. Zij die hun adres bekend maakten, kregen een ‘Maasje’ van hem terug: een getekende kaart met tekst. De kunstenaar maakt ze al meer dan dertig jaar voor dierbaren en passanten. Afgelopen najaar verwonderde hij zich nog over de tentoonstelling Secret Postcards in Maastricht waar kunstenaars werden uitgenodigd om op postkaart-formaat te werken. Ad Maas zou er een hele hal mee kunnen behangen, maar werd niet gevraagd. Hij stuurde er een op uit eigen beweging, maar kreeg geen respons.
Geen respons, het is een constante in zijn kunstenaarsbestaan. Geboren in Tilburg in een gezin met vijf jongens behoorde hij tot de eerste lichting kunstenaars aan de Jan van Eyck-academie. Naar eigen zeggen viel de jalousie de metier hem daar bitter tegen, en verhuisde hij naar Midden-Limburg. Dertig jaar gaf hij tekenles op een middelbare school in Roermond. Zijn huwelijk strandde, in zijn eentje bracht hij zijn dochter, die afgelopen jaar overleed, groot. In Thorn gold hij als zonderling, Ad kon zomaar met bloemen in zijn haar rondlopen, en als hij jarig was, fietste hij luid bellend door het dorp om te verkondigen dat hij jarig was. In een kijkkastje naast de voordeur prikte hij verzen die menigeen verleidde tot een glimlach. Toen hij met pensioen ging, vernietigde hij een groot deel van zijn oude werk en maakte een nieuwe start.
In de jaren negentig werd hij benaderd om te exposeren in het nieuwe museum voor outsider- en naïeve kunst in Zwolle. Met name zijn koppels, beeldjes van mannen en vrouwen die hij vaak veroordeelde tot een wereld in een stolp of weckglas, vielen in de smaak. Hoewel zijn werk er anoniem werd gepresenteerd, wist Rik Felderhof hem te traceren.
In het werk van Ad Maas zijn tenminste twee constanten aan te wijzen. Koppels in eindeloze variaties, elkaar zoekend, betastend, innig maar soms ook onbereikbaar. Soms doet hij een poging ze te verbergen in het materiaal, dan weer materialiseert hij ze in inkt, in verf, in hout, in textiel, in mergel. Vaak, en dat is de andere constante, geeft hij ze tekst mee. “Ik leef zo goed als uitgestorven en til mijn tong tot volle mond, zo blijf ik zwijgbaar”. Hij weet dat hij niet voor poëzieprijzen genomineerd zal worden, maar soms herkent hij ze als regelrechte voltreffers. “Mijn lichaam was glimlach, uw lichaam schaterlach en altijd als wij lach-aan-lach lagen, liet ik u uithuilen in mijn lichaam”. Zo speelt Maas eindeloos met de gevoelswaarde van woorden. Het spel kwam voort uit het bedenken van titels voor zijn beeldend werk, bijvoorbeeld voor De lijfwades van Thorn, doeken waarin hij beschilderde mensen wikkelde. “De aardappeleters vind ik niks. Ik begon buiten de lijntjes te denken. ‘Mijn ego is mijn eega’. Prachtig hé?”
Ondanks de jaren en zijn pijnlijke rug oogt Ad Maas oogt fit. Maar slapen valt hem steeds moeilijker. “Ik ben nog maar zeer beperkt houdbaar.” Hij schetst een probleem waar veel kunstenaars van zijn generatie mee kampen: aan het eind van hun leven hebben ze een atelier vol werk dat ze aan de straatstenen niet kwijt kunnen.
“Wat moet ik ermee? Mijn leven doet er niet meer toe, ik woon nergens, er is alleen nog mijn werk. Ik heb wel eens huilend in mijn atelier gestaan en gedacht: heb ik hier nou mijn hele leven hard voor gewerkt? Het staat er als oud vuil en schrijf nou niet op dat ik een zielenpiet ben. U schrijft te veel op hè.”
Inzake zijn atelier spreekt Maas van zijn Maasoleum. Als zijn ego zijn eega is, dan is humor zijn beste vriend. “Ik heb geen nazaten meer, wil niemand lastig vallen en ik wil niet dat iemand een stichting voor me opricht. Ik heb een prachtig leven gehad, maar een groot deel van mijn werk gaat naar het stort. Ik wou dat ik het niet gemaakt had, dan was ik er van af. Veel kunstenaars van mijn leeftijd schenken hun volle ateliers aan hun kinderen, die zich dan blauw betalen aan successierechten.” ’s Nachts ligt hij te piekeren hoe het verder moet met dat werk. Hij heeft er al eens erover gepeinsd de hele handel aan de belastingdienst te schenken. “Als ze het niet willen, is het niks waard, dus dat scheelt dan weer.”
Inmiddels heeft de Jean Laudy Stichting Venlo zich ontfermd over zo’n zeventig schilderijen, panelen, sculpturen, mummies, lijfwaden, tekeningen en een kunstenaarsboek. Ze geven een representatief beeld van zijn kunstenaarschap van de afgelopen dertig jaar, en zullen, zo is beloofd, zullen op termijn worden tentoongesteld.
Heeft hij na een leven in de kunst nog een behartenswaardige boodschap voor jonge kunstenaars? Zachtjes: “Ik ben met koppeltjes begonnen omdat ik alleen was. Soms zette ik ze onder een glazen stolp omdat het leven zo voelde. Ik ben geen epigoon geweest, heb nooit commercieel gewerkt. Ik heb dingen gemaakt die je niet verkoopt, zoals mummies en lijfwades. Ik heb gemaakt wat ik mooi vond.”
Ad Maas exposeert van 31 maart t/m 8 september in een groepsexpositie in de Hofferkeukens in Thorn.