Hoeveel Muur is er gevallen?
Norbert Bisky, tegenwoordig schilder, lag op de avond van de 9e november 1989 in een diepe soldatenslaap. Hij vervulde als mannelijk burger van de DDR zijn militaire dienstplicht en was gelegerd op het platteland, ergens ten noorden van Berlijn. In de ochtend van de 10e hoorde hij van een commandant dat in Berlijn de Muur open was. Flauwe grap, dacht hij, ga een ander iets wijsmaken. Er veranderde eerst ook niets in het kampement waar Bisky gelegerd was. En toen Bisky de benen nam naar Berlijn, werd hij daar opgepakt en gevangen gezet wegens desertie. De DDR functioneerde nog, tot maanden na die beroemde novemberdag.
Christoph Tannert, tegenwoordig directeur van Künstlerhaus Bethanien, zat op 9 november 1989 met vrienden in een café aan de Friedrichstrasse. Het was een avond als zovele, zegt hij, misschien iets rumoeriger. Er kwam iemand binnen die zei dat je naar het Westen kon (Checkpoint Charlie was vlakbij). Maar Tannert haalde de schouders op en bleef zitten. Naar het Westen? Dat was niet waarschijnlijk en anders kwam er wel gedonder van. En dat had hij al genoeg gehad met de autoriteiten. Pas een dag of twee later kon hij geloven dat de Muur over de volle lengte aan het wankelen was, en niet slechts voor even.
Deze herinneringen aan 1989 geven iets weer van het ongeloof dat de inwoners van Berlijn trof toen ze hoorden dat de zwaarbewaakte grens kon worden overgestoken. Dezelfde ongelovige Berlijners konden jaren later echter goed uit de voeten met de grote verandering, toen die eenmaal zijn beslag had gekregen.
Ex-soldaat Norbert Bisky besloot naar de kunstacademie te gaan, kwam in de klas van Georg Baselitz terecht en kreeg al op jonge leeftijd internationaal succes. In zijn vroege werk rekende hij af met de DDR, met het verschil tussen de vrolijke beeldtaal van het socialisme en de grimmige werkelijkheid daarachter. Tegelijk viel hem op dat in het westen beelden evenzeer manipulatief werden gebruikt. Ook dat betrok hij in zijn schilderijen. “Ik ben eigenlijk heel goed voorbereid op het kapitalisme”, zegt hij droog, nu zijn doeken voor meer dan vijftigduizend euro de wereld over gaan.
Christoph Tannert had in 1989 al een geschiedenis in de kunst achter zich. Eerst als vertegenwoordiger van een DDR-staatsorgaan dat kunstenaars adviseerde en begeleidde. Later, toen hij daar ontslagen werd, als dissident en speler in de ondergrondse kunstscene van Oost-Berlijn. Na de Wende kwam hij in het Künstlerhaus Bethanien te werken, in Kreuzberg. West-Berlijn dus. En sinds 2000 is hij daar directeur van een huis dat onderdak biedt aan een internationaal gezelschap van artists-in-residence. Ook voor Tannert werd de wereld groter na de Wende, gingen Oost en West door elkaar lopen, er ontstond reisvrijheid. Maar hij wijst er op dat zijn loopbaan toch een uitzondering is. Als je kijkt hoe de leidinggevende functies zijn verdeeld in de Duitse kunstinstellingen, zegt hij, dan zijn het bijna allemaal mensen uit het Westen die de scepter zwaaien. Ook in het oosten van het land. Anders gezegd: de Muur is verdwenen, maar in sommige opzichten staat hij er toch nog.
Zo snel en grillig als de Wende van 1989 individuele mensenlevens veranderde, zo heeft ze ook de stad veranderd. Een van de gedaantes die Berlijn aannam is die van kunststad. Van een gesubsidieerd en geïsoleerd eiland, ver weg in het oosten van Europa, ontwikkelde Berlijn zich op kunstgebied tot een hoofdstad die kunstenaars uit alle windstreken aantrok, met galeries en kunstliefhebbers in hun kielzog.
Wat bracht al die kunstenaars naar Berlijn en wat vinden zij in de stad? De Berlinische Galerie in Kreuzberg wijdt een tentoonstelling aan deze thematiek onder de titel Berlin 89/09 – Kunst zwischen Spurensuche und Utopie. Ze nodigde ruim veertig kunstenaars uit om sporen van de Wende te laten zien en hun visie op de ontwikkeling van Berlijn te tonen. De bijdrage Phantom Clubs van Nina Fischer & Maroan el Sani leert iets over de ontwikkeling van de wijk Mitte tot het nieuwe centrum van de hedendaagse kunst in de jaren negentig. Het duo maakte een serie foto’s van onduidelijke deurpartijen, trappen, binnenplaatsen en portalen. Het blijkt steeds om de toegang te gaan tot ruimtes die in de jaren negentig tot het informele clubcircuit behoorden. Waar ’s nachts gefeest werd, waar de nieuwe generatie Berlijners (veelal afkomstig van buiten de stad) elkaar trof. Er ontstond een inofficieel circuit, van plekken die men alleen kon kennen “van horen zeggen”.
De bijdrage raakt de atmosfeer die Mitte in de jaren negentig tot trekpleister en tot hart van menig kunstenaarsleven maakte. Het oude oostelijke centrum gold als Freiraum waar makkelijk over lege ruimtes kon worden beschikt, waar je een club kon beginnen, of een feest, presentatie of concert kon organiseren, zonder dat iemand om een vergunning of een huurcontract vroeg. Er was ruimte zat. Wat daarbij hielp was dat in Oost-Berlijn van veel huizen niet duidelijk was wie de eigenaar was. Pas later, toen dat was opgehelderd, kwam ook het kapitaal naar Mitte, werden de huizen door mensen uit het Westen opgekocht, gerenoveerd en weer verhuurd of verkocht. Toen kwam het bouw- en renoveringsproces op gang dat Mitte heeft veranderd in wat het nu, twintig jaar, later is geworden: een moderne, hippe, gepolijste en ook dure stadswijk waar de kunst in strakwitte ruimtes wordt getoond. Freiraum is het al lang niet meer, daarvoor moet je nu naar andere delen van de stad.
Opvallend veel werken in de Berlinische Galerie documenteren de verdwijning van gebouwen en andere symbolen uit het Berlijn van voor 1989, of houden iets vast van hoe de stad er uitzag in de jaren negentig. Zo is op een serie fotogravures van Tacita Dean uit 2005 de gevel van het veelbediscussieerde – en inmiddels gesloopte – Palast der Republik te zien.
Deans werk laat zien is wat er in de bruinoranje spiegelfacade van het Palast werd weerkaatst: de koepel van de Dom, de sculpturen op dak van het Alte Museum, de hemel boven Berlijn… De gravures zijn ontleend aan de gelijknamige film Palast die Tacita Dean maakte. Een stil en ingehouden werk dat met langzaam verschuivende camera de gevel van het Volkspalast aftast. Het is alsof Dean het gebouw met zijn spiegelende façade zelf een laatste keer aan het woord heeft gelaten voor het moest verdwijnen.
In de bijdrage van Reynold Reynolds, een zwartfilm op twee beeldsporen naast elkaar, wordt Berlijn vergeleken met een boek dat op verschillende manieren gelezen kan worden. In deze film passeren talloze bekende gebouwen en monumenten de revue, versneld afgespeeld en virtuoos en ritmisch gemonteerd. De tekst van een gedicht begeleidt de film en geeft er verder richting aan.
Veel bijdragen missen de poëtische kracht die de werken van Dean of Reynolds hebben, maar bieden wel een documentair perspectief op de stad. Wat opvalt over de hele linie is hoeveel kunstwerken zijn verbonden met – heel concreet – verandering en verdwijning van gebouwen uit het stadsbeeld. De Muur werd afgebikt, de resten van het socialistisch paradijs afgevoerd. En de leegtes die de stad karakteriseerden werden opgevuld met nieuwbouw en grootstedelijke ambities.
Zo kwam een nieuwe stad tevoorschijn, voor velen een belofte, maar voor velen tegelijk ook verlies. Of een te snelle verandering, die geestelijk niet direct kon worden bijgebeend. Net zoals de val van de Muur pas vertraagd tot mensen doordrong. De kunst is in dit traject gaan fungeren als een geheugen, een kritisch geweten van de stad dat pas op de plaats maakt en visueel verwerkt wat in realiteit verloren gaat. Ze vertraagt, weerspiegelt en transformeert de veranderingen die in Berlijn, twintig jaar na de grote omwenteling, nog altijd in volle gang zijn.
De tentoonstelling Berlin 89/09 – Kunst zwischen Spurensuche und Utopie in de Berlinische Galerie duurt nog tot en met 31 januari. www.berlinischegalerie.de
Bettina Pousttchi, Echo (2009), werk aan de buitenkant van de tijdelijke kunsthal op de Schlossplatz. foto Benjamin Pritzkuleit, Courtesy Buchmann Galerie, Berlin.
Tacita Dean, Palast (2005), te zien in tentoonstelling Berlin 89/09 in de Berlinische Galerie.