Venlo had in 1907 als eerste stad in Nederland een bioscoop, maar zit nu al weer elf jaar zonder. Met een nieuwe bioscoop op de Picardie, gerund door Joep Caubo. Het verleden herleeft, ook dat van overgrootvader Jos Caubo die ruim honderd jaar geleden de primeur had. “De stad had nog geen stroom, de Eerste Venlosche Kinomatograph wel.”

Zijn vroegste herinneringen aan de City Bioscoop gaan terug naar zondagen. “Als jongetje ging ik in de ochtend mee met mijn vader. Die ging dan kolen sjouwen om de zaal op te stoken”, vertelt Joep Caubo (51). Hij is van de vierde generatie van de Venlose ‘cinemadynastie’. “Daarna was het douchen voor mijn vader en dan terug naar opa en oma. Voor de zoveelste keer Pietje Bell of Dik Trom kijken, want veel jeugdfilms waren er nog niet. Mijn grootouders hadden negen kinderen en nog veel meer kleinkinderen. Die laatsten bezetten op zondagmiddagen de eerste rij van het balkon. Later ging ik met mijn zusje snoep verkopen. Hele dozen tegelijk. Onvoorstelbaar wat er in die tijd werd omgezet.”

De zaal is er nog. Maar een bioscoop is het al elf jaar niet meer. Artistieke duizendpoot Tieneke Verstegen woont er anti-kraak. Ze streek er drieënhalf jaar geleden neer, toen ze meer en meer een dubbel gevoel kreeg bij de mede door haar inbreng herontwikkelde wijk Q4 en er vertrok. “Er kwam steeds meer nadruk te liggen op regeltjes en begrippen als creatieve industrie. Voor de autonomie van kunstenaars bleef steeds minder ruimte over.”

Verstegen had even tijd nodig om te zien hoe ze van de voormalige bioscoop haar thuis kon maken. “Ik ben destijds begonnen met een middag en een avond zitten en rondkijken.” Inmiddels is ze verknocht aan de plek. “Als ik bij thuiskomst de trap naar boven oploop, vraag ik me wel eens af hoe ik hier toch terecht ben gekomen.” Het voormalige bioscoopcafé is nu het epicentrum. Verstegen noemt het haar “alles-plek”. De voormalige zaal en belendende ruimtes doen dienst als werkplaats en oefenruimten voor kunstenaars en muzikanten. Begin 2001 werd de laatste film vertoond in de City Bioscoop. Caubo schuwde de dramatische symboliek niet: de slotfilm was Titanic, tijdens de avond doofde hij het licht op de gevel. Het voelde als een nederlaag. “Commercieel was doorgaan geen optie. Eén zaal is te weinig voor een succesvolle exploitatie in deze tijd. De huur liep ook op. Er lag wel een goed plan voor een combinatie van filmhuis en volkstheater, maar de gemeente wilde zijn nek niet uitsteken. Dat deed pijn. Geen enkele inspanning voor de oudste bioscoop van Nederland, terwijl er in diezelfde tijd wel tonnen werden gestoken in het opknappen van het oudste tankstation bij het Limburgs Museum.”

De combinatie van Caubo en cinema heeft een geschiedenis van meer dan eeuw. Joeps overgrootvader Jos Caubo nam in 1897 het Venlose hotel-restaurant Die Port van Cleve over. De van oorsprong uit Wijlre afkomstige ondernemer begreep dat zijn bedrijf gediend was met reuring. Hij bouwde een zaal bij de zaak en wist al snel Venlose verenigingen aan het hotel te binden. Ook nodigde hij beroemdheden als de toneelacteur Louis Bouwmeester en de clown Johan Buziau naar Venlo.

In 1907 haalde hij de reizende kermisattractie American Bioscop binnen, een daverend succes. Caubo begreep meteen welke mogelijkheden deze ‘rolprenten’ in zich hadden. Het publiek zou wel eens in groten getale kunnen toestromen en de kosten waren overzichtelijk. In plaats van artiestengages kwam de huur van films. Daar gingen wel wat investeringen aan vooraf. De Venlonaren keken verbaasd toe toen “een machine als een baggermolen” het hotel-restaurant binnenging. Het was de elektrische generator. De stad had nog geen stroom, de nog datzelfde jaar opgerichte Eerste Venlosche Kinomatograph wel. Bovenop de films vormde het licht een extra attractie.

In 1912 werd de naam veranderd in Elite-Bioscope. “Film had nog de naam kermisvermaak te zijn. Met die naamsverandering heeft mijn overgrootvader het waarschijnlijk wat meer cachet willen geven”, vermoedt Joep Caubo. “Pluche stoelen. Verschillende rangen. Dat moest de welgestelde burgers aanspreken.”

Er was inmiddels concurrentie bijgekomen van de Scala Bioscoop. Enige tijd later volgde de Werkliedenbioscoop, een initiatief van de Rooms Katholieke Werkliedenvereeniging. De kerk zag de kracht van het nieuwe medium, maar was tegelijkertijd beducht voor verderfelijke invloeden op de zeden. Vandaar dat de clerus grip wilde houden op de ontwikkelingen. De oprichting van de Werkliedenbioscoop hoorde daarbij, net als een katholieke filmkeuring

De filmzalen boden overigens niet louter spektakel en vertier. In 1920 wilde Caubo Het lijdensverhaal van Christus vertonen. Daarvoor was wel een uiterst sensationele campagne bedacht. De oudste zoon en beoogde opvolger zou vanuit een vliegtuigje reclamebiljetten uitwerpen boven de Venlose kermis. De tekst luidde: ‘Christus komt.’ Daaronder in kleine lettertjes: ‘In de Elite-Bioscope, Venlo’. De campagne was op het randje en liep dramatisch af. Het vliegtuig stortte neer op een slagerij. De drie inzittenden, onder wie de jonge Caubo, kwamen om het leven.

Het drama greep diep in. In de jaren daarna namen anderen de bioscoop aan de Vleesstraat over. Pas in de jaren dertig pakte Joeps opa, een broer van de neergestorte Caubo, de draad op. De Elite-Bioscope werd de City Bioscoop. Een ingrijpende verbouwing in 1939 verdrong de sierlijke krullerigheid van Die Port van Cleve. Daarvoor in de plaats kwam de Nieuwe Zakelijkheid van een moderne bioscoopgevel.

Nieuwe rampspoed volgde vijf jaar later. Bij een bombardement door de geallieerden werd het pand in 1944 verwoest. Maar de Caubo’s bleven films vertonen, ze weken uit naar de Prins van Oranje, een door Berlage ontworpen maar inmiddels gesloopt theater- en concertgebouw aan de Kaldenkerkerweg. De bioscoop aan de Vleesstraat werd in 1951 herbouwd.

Problemen daarna waren vooral terug te voeren op zakelijke fouten. Een plan om de City uit te breiden tot drie zalen kwam nooit van de grond. Enkele kinderen van Joeps opa en oma eisten hun erfdeel op. “Het pand is daarom verkocht. Voor een appel en een ei. Drie jaar later verkocht de koper, een belegger, het voor het dubbele. Het gevolg was wel dat er voortaan meer huur betaald moest worden.”

Joeps vader, die meer op had met zijn eigenlijke vak van elektricien, runde de zaak slechts kort. Joep zelf had geen plannen om in de zaak te gaan. Het liep anders. “Ik volgde een detailhandelsopleiding en zou stage gaan lopen bij Harrods in Londen, waar ik me erg op verheugde. Maar toen kreeg mijn vader het aan het hart. Ik ging niet naar Londen. Hij wel, voor een operatie. Bizar.”

De passie voor het vak kwam snel bij Joep Caubo. Toen City dicht ging, had hij zes jaar eerder al de bioscoop in Reuver overgenomen. “Ook een bedrijf met geschiedenis. Die gaat terug tot 1927. Het was in 1981 bovendien de eerste servicebioscoop van Nederland.” Je kunt wat drinken tijdens de voorstelling, en roken.

Na meer dan tien jaar afwezigheid keert de bioscoop en ook de exploitant Caubo volgend jaar terug in Venlo. Na carnaval gaat een nieuwe City Bioscoop, een complex met vier zalen, open op de Picardie, een combinatie van publieksbioscoop met filmhuis. “Er zullen voornamelijk de publiekstrekkers onder de arthouse-films te zien zijn. Voor al te moeilijk werk is in Venlo te weinig publiek”, is zijn ervaring.

Dat hij weer in Venlo aan de slag kon, was voor hem ook een erezaak, een soort van saluut aan zijn voorgangers. Bij de opening zal ook een boekje met de bedrijfsgeschiedenis verschijnen, van de hand van journalist Paul Seelen.

Steeds meer realiseert Caubo zich hoe mooi zijn vak is. “Een schoenenzaak is maar een schoenenzaak. In een bioscoop is het product voortdurend anders. Elke film heeft weer zijn eigen publiek.”

Hij is trots dat de Venlose bioscoopgeschiedenis weer een nieuwe impuls krijgt. Het aantal bioscoopeigenaren in Nederland is inmiddels erg klein. “Een stuk of achttien nog, meer niet.” Daarbij zitten grote internationale spelers, zoals Pathé. Bij dat selecte gezelschap zit toch maar mooi nog steeds een Caubo met een familiehistorie die teruggaat tot dezelfde tijd. Nu nog exploitant van één bioscoop, straks weer van twee.

Dit is het 30e artikel in een reeks over Plekken der Herinnering, een project in samenwerking met de BV Limburg.