Wanneer ik in de avondzon het gras maai, valt mijn oog op het gouden schild van een kevertje, pal voor de voet van de perenboom. Mestkevers, hoogglans zwart, komen veelvuldig voor in onze tuin, maar dit excentrieke, goudgele exemplaar heb ik hier nog nooit gezien. Het prachtig vallende zonlicht maakt de kleuren nog intenser.
In Amsterdam zag ik enkele immens grote werken van Jan Fabre, ik schat een jaar of vijf geleden. Beladen afbeeldingen van prachtige vogels en planten uit voormalig Belgisch Congo, helemaal volgestouwd met de schildjes van honderdduizenden lauriergroene mestkevers. Tussen al deze pracht en praal zochten enkele slaven zwaar aangedaan hun heil. Waar een klein land groot in kan zijn, weten we ook in Nederland.
Ik stel me voor hoe een heel team van assistenten maandenlang minutieus schildje voor schildje van de kever ontdoet om deze vervolgens vakkundig in de juiste richting en gelaagdheid op de metersgrote kunstwerken te plakken. Over de houdbaarheid van het werk valt wel het een en ander te zeggen, maar het is oprecht een ‘work after nature’.
In mijn tuin is het kevertje bij mijn tweede rondgang met de maaier al weer verdwenen.
Zijn eigen weg gevonden.