Het eerste signaal dat de pandemie op haar retour is, kwam uit mijn smartphone. Ik had 48 schermminuten minder dan vorige week, meldde het ding, als een laatste waarschuwing. Sindsdien krijg ik geen updates meer. Wellicht omdat ik onder de dertig minutengrens ben gezakt en ik ginds, waar dat ook moge zijn, als verloren word beschouwd.
Intussen zijn de EU-binnengrenzen open, weten we dat landen met een bovenmatig aantal covid-19-slachtoffers geleid worden door mannelijke autocraten met peenkleurig haar en dat landen die door vrouwen worden geleid relatief weinig besmettingen hebben.
Vorige week ging ik voor het eerst ‘op restaurant’, zoals dat hier in Vlaanderen heet. ‘Tien weken waren we dicht’, vertelde Marco, de eigenaar. ‘Hele dagen zat ik thuis. Toch heb ik de kelder en de zolder niet opgeruimd. Ik heb genoten. Tien weken hebben we stilgestaan, hoe vaak maken we dat mee in ons leven?’
Het verplichte mondkapje hangt onder zijn kin, zo’n babyblauw ding. Zijn personeel draagt een zwart exemplaar, home made, in de stijl van het restaurant. De kelner die ons bedient is de enige die hem permanent omheeft. Hij is onverstaanbaar.
Achter ons zitten tien gasten aan een lange tafel. In Nederland verboden, in Vlaanderen door de onnavolgbare bubbelregeling heel gewoon. ‘Die mensen komen uit één bubbel’, zegt Marco, en haalt op Italiaanse wijze de schouders op.
Van een gevoel van oorlog die de pandemie met zich mee zou brengen, ons ingepeperd door charismatische mannelijke leiders, heeft Marco niets gemerkt. Zijn geheugen heeft de lockdown opgeslagen als een val in het paradijs.
Terwijl ik deze woorden tik zie ik in mijn ooghoeken een heftig gebarende man op tv. Ik zet het geluid aan. In zijn theaterprogramma Situatie ongewijzigd heeft ook Theo Maassen het over oorlog. In Nederland, zegt hij, bestaat de oorlog alleen in Mag ik dan bij jou van Claudia de Breij – ‘als er iemand in de zaal zit die dit mooi vindt, kan die nú vertrekken’ – en in Hilversum, waar een permanente oorlog woedt over de kijkcijfers.
De vier jaar oude show, die ook als tv-uitzending op herhaling is, brengt een dag later een twitter-oorlog teweeg. Alweer een teken dat we onze dagelijkse routine weer hebben opgepakt. Geen volk dat zoveel twitter-oorlogen uitvecht als de Nederlanders. Bij voorkeur anoniem. Het Engelse begrip Dutch courage wordt hier met grote voortvarendheid opnieuw gemunt.
Na een vriendelijk ‘mag ik er even langs?’ wurmde ik me tussen de mokkende vrouwen naar binnen.
Hier in Vlaanderen worden de oorlogen vanuit de bubbels gevoerd. Een paar dagen geleden liep ik naaiatelier De schaar binnen, in mijn hoofd had corona plaatsgemaakt voor het herstelde hoeslaken dat ik kwam ophalen. In het halletje, amper een vierkante meter groot, stonden vier vrouwen te schuilen voor de regen. Althans, dat dacht ik.
Na een vriendelijk ‘mag ik er even langs?’ wurmde ik me tussen de mokkende vrouwen naar binnen. ‘Er mogen maar twee mensen in de zaak’, kreeg ik nageworpen – het stond inderdaad op een A-viertje op de deur. Binnen stond een goudgeblondeerde muts in Nike-ondergoed bij een stapel met kleurige spelden afgepaste kleren.
Verschrikt maakte ik rechtsomkeer. In het halletje stonden de vrouwen nog steeds zo dicht bijeen dat ze elkaars oksels konden likken. Deze bubbel zou nog wel even stand houden, en omdat wachten zeg maar niet echt mijn ding is, besloot ik een andere keer terug te komen.
Terwijl ik wegliep hoorde ik hoe hun gesprek van thema veranderde. Met hun ogen in mijn rug ging het ineens over ‘die Hollanders’. Het ene virus is hardnekkiger dan het andere.
WIDO SMEETS