Een half miljoen boeken telt de Stadsbibliotheek in Centre Céramique. Door de digitalisering zullen dat er in de toekomst allicht minder worden. Veel zorgen daarover maakt historicus Emile Ramakers zich niet. “Een e-reader is leuk, maar de batterij van een boek raakt nooit leeg.”

“Al die laptops die je hier ziet staan…!” Emile Ramakers schudt zijn hoofd. “En die studenten laten ze onbeheerd achter.” Ramakers is als historicus en vakspecialist Limburg verbonden aan de stadsbieb in Centre Céramique. Het is druk in het ‘informatie- en communicatiecentrum’ van architect Jo Coenen, tussen nagenoeg elke boekenkast flikkert wel een beeldscherm. Bibliotheken verworden steeds meer multimediale centra, waar het allang niet meer alleen om lezen gaat. Wie niet meegaat in deze tendens, kan zijn deuren sluiten.

Op 31 juli 1662 besloot het stadsbestuur van Maastricht een bibliotheek te stichten “voor de meeste luyster ende aansien van de Stadt ende ten besten en tot bevordering van de studien in allerhande faculteiten”. Met het geld dat de magistraatsleden kregen om kaarsen te kopen, werd de bibliotheek betaald, die zijn eerste zetel vond in het door Pieter Post ontworpen stadhuis. De timmerman had vervolgens twee jaar de tijd om kasten in elkaar te zetten, want open ging de bieb pas in 1664.

Maastricht werd toentertijd bestuurd door de katholieke prins-bisschop van Luik en de protestantse Staten-Generaal. De invloed van deze tweeherigheid is terug te zien in de collectie. Geloof speelde wel degelijk een rol bij de collectievorming, maar de inbreng van zowel katholieken als protestanten voorkwam dat boeken van een de collectie konden domineren. Ook haalden ze elkaars lijsten met ‘verboden boeken’ overhoop. “Logisch, want als de katholieken het niets vinden, moeten wij toch eens kijken wat dat inhoudt, moeten de protestanten gedacht hebben.”

Omdat Limburg geen universiteit had, fungeerde de stadsbieb lang als het voornaamste centrum van het intellectuele leven in Maastricht, totdat in de jaren zeventig van de vorige eeuw deze rol werd overgenomen door de Universiteit Maastricht. Daarna ging de stadsbieb zich meer op het algemene publiek richten.

De rode draad door de collectie is Limburgse geschiedenis en erfgoed. In de eerste catalogus, uit 1753, werden 2650 werken in 3500 banden genoemd. Schenkingen van privépersonen of aankopen uit het nalatenschap van befaamde Maastrichtse intellectuelen hebben bijgedragen aan de forse groei van de collectie. Zoals elke culturele instelling had de stadsbieb in de 17e eeuw te lijden onder oorlogen en daarna de Franse bezetting.

De verliezen werden deels gecompenseerd door de sluiting van verschillende kloosters in 1796. De boeken uit de kloosterbibliotheken werden geveild maar niet voordat iedereen zijn slag had geslagen. De Franse regering voorop, die ervoor zorgde dat ze de beste exemplaren als eerste kon bemachtigen. “Grote kans dat een paar boeken nu ergens in een Parijse bibliotheek staan. Maar voordat ik een stempeltje van ons vind in een van die boeken, ben ik dertig jaar verder”, zegt Ramakers.

Een recente grote aankoop is die van de omvangrijke bibliotheek van het Beyart-klooster dat in 1973 zijn deuren sloot. Vandaag telt de stadsbieb een half miljoen boeken.

Ondanks alle computers in de bieb maakt Ramakers zich geen seconde druk om de toekomst van het boek. “Persoonlijke anekdotes, dat is wat papieren boeken zo uniek maakt. Door namen, data en aantekeningen kun je soms de geschiedenis van een boek en zijn eigenaar traceren. Dat soort dingen kun je niet digitaliseren. Een e-reader is leuk om mee op vakantie te nemen, maar de batterij van een boek raakt nooit leeg.”