Wie wel eens in een bootje vaart, herkent het wel. Op het water ziet de wereld er heel anders uit. 

Haast verdwijnt door het geklater van het water. Weg is de drukte op de weg. Wie in een boot stapt geeft zich over aan een ander tempo. Een boot kan niet anders dan langzaam zijn, terug duurt nog een hele tijd en je kunt er ook niet zomaar af. En een omgeving die heel gewoon voor je is, heeft plotseling een onbekende achterkant. Het water schept kortom zijn eigen wereld. 

In mijn culturele thuishaven ‘s-Hertogenbosch bestaat sinds een paar jaar Bosch Parade. Eens per twee jaar wordt een vaartuig of twintig opgelijnd voor een tocht door de historische binnenstad. Duizenden kijkers langs de oevers van de Dommel vermaken zich met compleet verschillende, in de geest van Jheronimus Bosch uitgedoste boten. Voor de goede orde: geen uitbundigheid als de Gay Pride in de gracht, maar een artistiek schouwspel, waar de langzaam varende boten het tempo van de avond bepalen. 

Het water schept zijn eigen wereld

In het gras – toegegeven, ik zat op een gehuurde stoel op de tribune – wordt ook Den Bosch door de boten van Bosch Parade een andere stad. Markt en Sint-Jan, Vughterstraat en Korte Put waren ineens ver weg, en waren ingeruild voor Dommel en Dieze, Zuid-Willemsvaart en Aa. 

Net als de kunst toont het water een andere wereld. En misschien maakt de combinatie van die twee, Bosch Parade wel zo’n verleidelijk evenement.

TIMO DE RIJK


Dit artikel is onderdeel van &PAPER en valt buiten de verantwoordelijkheid van de ZOUT hoofdredactie.