Gökhan Girginol groeide op in de schaduw van de Genkse mijnterrils, de cité is onlosmakelijk verbonden met wie hij is en wat hij doet. Girginol brak door met rollen in de misdaadreeks De Ridder en de film Problemski Hotel. HILDE NEVEN laat hem aan het woord in zijn eigen melodieuze, rijke taal. “Toen ik stopte met twijfelen, lukte het wél.”
Enigszins aarzelend wacht ik Gökhan Girginol op bij het Genkse cultuurcentrum van C-mine, de voormalige mijnsite Winterslag. Aarzelend, omdat lang onzeker was of het wel zou lukken, de vrije momenten in zijn agenda zijn schaars. Vervolgens bleek een geblutst voorhoofd roet in het eten te willen gooien. “Rennend tegen een tak gebotst. Ik had al lang geen pijn meer gevoeld, eigenlijk deed dat nog weleens deugd, al was het natuurlijk niet met opzet,” zal hij daar later over zeggen.
Bij een kop thee vraagt Gökhan (Genk, 1988) om hier niet het ‘Interview met de Turkse acteur’ van te maken. “Ik heb soms het gevoel dat anderen veel meer met mijn afkomst bezig zijn dan ik zelf. Dat is zo beperkend. Zoveel telefoontjes ik al heb gekregen met de vraag ‘Kan je auditie komen doen? We hebben een Turk nodig’, dat wil je niet weten.” Zijn standaardantwoord? “Zoek je een Turk? Ga dan maar naar de dichtstbijzijnde kebabzaak.”
Toch wordt hij vaak naar voren geschoven als spreekbuis voor andere culturen. “Alles wat je meemaakt, heb je op de ene of andere manier aangetrokken. Dat anderen me als een rolmodel of als een spreekbuis zien, is prima. Zolang ik maar trouw kan blijven aan mezelf. Maar ik wil geen merk worden, en al zeker geen reddende allochtoon van dienst. Ik wil een rolmodel kunnen zijn voor de gastjes uit de wijk waar ik vroeger woonde, maar waarom ook niet van een Jan of Jozef uit West-Vlaanderen?”
Toen hij zelf ook zo’n gastje was in die wijk, hier even verderop, in Waterschei, droomde hij er toen al van om acteur of regisseur te worden? “Zolang ik me kan herinneren, voel ik een soort verbondenheid met de wereld. Ik ben een zoon van Turkse migranten, dus heb uiteraard altijd wel een sterke verbondenheid met Turkije gevoeld, maar dat gevoel ging veel verder. Een soort nomade voelde ik me, een indiaan. Al kan je daar als kind natuurlijk moeilijk de vinger op leggen. Ik zie mezelf als achtjarige nog op het pleintje in onze cité in Waterschei zitten, dat vroeger de veelbetekenende naam Leegte of Boşluk droeg. Je had er niets dan een grote zandhoop, een miniterril. Daar, bovenop die zandhoop, zat ik. Daar voelde ik me deel uitmaken van een groter geheel. Dat hadden mijn ouders misschien wel kunnen vermoeden toen ze me Gökhan noemden. Het betekent heerser van het heelal, van het universum (glimlacht). Ik wist dat ik iets te vertellen had en pikte verhalen op van de mensen om me heen die mij raakten. De plaats waar ik woonde, een smeltkroes van allerlei zuiderse nationaliteiten, was natuurlijk een erg rijke voedingsbodem. Hoe wist ik nog niet, maar ik voelde wel dat ik een brug wilde slaan naar andere mensen en talen, verbinding met hen wilde maken door te delen wat ik beleefde.”
Hoewel het gezin in een Genkse cité woonde, besloot hun vader Gökhan en zijn twee zussen naar een school in het centrum te sturen, waar vooral Vlaamse kinderen schoolliepen. “Het
waren twee andere werelden, en de ene was niet beter dan de andere. En ik werd elke ochtend van de ene naar de andere wereld gebracht. Een bewuste keuze, van mijn vader vooral, die – net zoals ik nu – het gevoel had dat het ons zou beperken in ons verdere leven als we in die welomlijnde hokjes zouden blijven steken. In de keuken klonk er naast Turkse muziek ook gospel, blues. Hij voelde die verbondenheid ook. Dat maakte de confrontatie met mensen die wél aan hokjesdenken deden natuurlijk des te meer confronterend. Want het is nu eenmaal eigen aan mensen dat ze je willen kunnen vatten, en dat ze nerveus of angstig worden als ze dat niet kunnen. Ik was een vreemde eend in de bijt. Maar toch welkom overal hoor.” Lachend: “Nog steeds trouwens.”
Ondanks zijn ontluikende creativiteit, besluiten Gökhans ouders hem na het lager onderwijs toch in te schrijven in een strenge middelbare school, waar hij de richting Latijn moet volgen. Was dat niet vragen om problemen? “Dat verliep inderdaad nogal desastreus. Op mijn derde middelbaar was ik al twee keer blijven zitten. Ik kon niet aarden in dat vreselijk rigide systeem, al was ik slim genoeg.” De verlossing volgde toen hij auditie mocht doen in de kunstschool in Hasselt. Grinnikend: “Die verliep goed, en de leraars besloten het experiment aan te gaan. Met succes! Zij hebben me alle kansen gegeven. Vandaag nog hangen er krantenknipsels over mijn doen en laten in de school. Super toch?”
Met zijn middelbare diploma op zak, zette Gökhan koers richting Brussel, naar de RITCS School of Arts. Een allesbehalve evidente periode. “Sowieso al bevind je je dan op een kruispunt, maak je de evolutie van puber naar volwassene door. Bovendien moest ik financieel mijn plan trekken, en kreeg mijn vader een hersenverlamming. Ik heb er nederigheid en dankbaarheid geleerd, mijn demonen bestreden én mijn krachten ontdekt.”
Fysiek was hij dan wel weg van Genk, zijn wijk en zijn mensen de rug toekeren zou hij nooit doen. Opnieuw gaat het over die verbondenheid. “De afstand bracht me ook weer dichter bij mijn roots. Ik maakte er ook anderen warm. Mijn manier om die verbinding te maken. Ik beloofde mezelf trouwens om na mijn studies terug te keren en wat ik geleerd had door te geven. Dat doe ik tot op vandaag. Onvoorwaardelijk geven en nemen zorgen voor balans in mijn leven.”
Als hij na zijn studies niet meteen aan een degelijke job – voor een interimjob als Sinterklaas of Kerstman bedankt hij vriendelijk omdat het hem een fout gevoel geeft om voor zo’n job betaald te worden – raakt, slaat de twijfel toe. Met twee onderscheidingen op zak was hij immers klaar voor de buitenwereld. Zijn verwachtingen waren hooggespannen. “Verwachting is verwarring, schreef dichter Jotie ’T Hooft. Dat was er niet naast. Natuurlijk was het normaal dat niemand op me stond te wachten, maar dat bedacht ik pas achteraf. Terug naar Genk wilde ik nog niet, mijn verhaal in Brussel was nog niet af. Ik voelde me gedesoriënteerd. En net toen ik de knop had omgedraaid en stopte met twijfelen, lukte het wél.”
En of het lukte. Sinds eind 2015 lijkt iedereen de weg naar Gökhan Girginol te vinden. Het begon met een rol in de Vlaamse misdaadreeks De Ridder en de tragikomedie Voor wat hoort wat. Vervolgens kwam de film Problemski Hotel, naar een boek van Dimitri Verhulst, op zijn pad. Voor die rol werd hij genomineerd voor een Ensor in de categorie Beste Mannelijke Bijrol. En dan was er nog de sociaal-artistieke productie Herzaman voor het Genkse cultuurcentrum, een stuk over vijftig jaar migratie.
Voor zijn eerste, grote project in de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS) regisseerde hij Robin Hassan Hood, een bewerking van Robin Hood. Rode draad in zijn eigen voorstellingen? Opnieuw de wil om platgetreden paden te verlaten, en vooral niet in hokjes te denken. Hij laat je als toeschouwer proeven van al zijn ontgonnen terreinen. Ballet kan prima gekoppeld worden aan breakdance, hiphop aan mystieke klanken, gevestigde theatercoryfeeën aan mensen die nooit eerder op een podium stonden, een slum uit Nepal aan een achterbuurt van Brussel. Het podium is zijn ruimte om dimensies en werelden te scheppen, om discussies te voeren ook. Daarbij laat hij zich ook inspireren door elementen uit het theater van Brecht, Beckett en beeldend theater. “Maar alles vertrekt altijd vanuit authenticiteit.”
En dan was er natuurlijk nog Spitsbroers, een tv-serie over twee voetbalbroers. “Ik ben auditie gaan doen met een zware baard en snor”, lacht hij, “niet meteen geschikt voor de rol van een 18-19-jarig gastje. Maar ik voelde meteen een klik met het personage Ibi. Ik voelde dat ik het sterker zou kunnen maken. Heerlijk om een rol te kunnen spelen waarin ik ‘cités’ mag praten, die typische taal van mijn wijk. Ik wilde er zeker over waken om hem niet als een cliché neer te zetten en mensen niet te kwetsen.” De rol gaf hem niet alleen erkenning bij de mensen uit het vak, maar ook daarbuiten. “Ook mijn ouders hebben door die rol beter begrepen waar ik mee bezig ben.”
Minder druk lijkt het orderboekje voorlopig niet te worden. “Tot en met midden december zijn er opnames voor het tweede seizoen van Spitsbroers. Daarna volgt het toneelstuk Nachtelijk Symposium van Eric De Volder uit 1994 dat door Mesut Arslan opnieuw wordt aangepakt voor de KVS.” Hij krijgt ook vijf jaar artistieke steun voor projecten van 0090-kunstenwerkplaats in Antwerpen en zal zijn eigen stichting Shikari oprichten, dat jager betekent. Daarmee wil hij zijn dromen najagen, zijn vele plannen én talenten stroomlijnen, bondgenootschappen helpen sluiten met de mensen met wie hij al zo vaak samenwerkte. “De ader van de groep vertrekt onmiskenbaar hier in Genk, maar waar hij zal uitkomen? Ik ben onlosmakelijk verbonden met deze stad.”