De brief was een van de eerste slachtoffers van de digitale snelweg. Jammer van inhoud, formulering en taalniveau – maar welke kniesoor maalt daar om? Dat zijn er best wel wat, merkt YANNICK DANGRE bij het zien van de hausse aan brievenboeken.

Brieven, we associëren ze bijna automatisch met rekeningen, vervelende berichten van de gemeente of al te gepersonaliseerde reclame, kortom, met een heleboel narigheid. Wie krijgt er, behalve geboortekaartjes en trouwuitnodigingen, nog goed nieuws per brief? En dat terwijl we, in een niet eens zo lang vervlogen verleden, vooral per brief met elkaar communiceerden.

In pre-telefonische tijden was brieven schrijven de normaalste zaak van de wereld. Of we nu een vriend of familielid wilden laten weten hoe het met ons ging, iets wilden vragen, reageren op een krantenartikel, iemand onze liefde wilde betuigen zonder het risico te lopen om tijdens een tête-à-tête een blauwtje te lopen, het ging allemaal in een envelop met een magische postzegel erop en lag enige dagen later onder de nieuwsgierige ogen van de bestemmeling.
Nu door de elektronische communicatie alles anders is, lijkt de brief een archaïsch relict uit het land van ooit, alleen nog in gebruik bij overheden en advocaten. Toch beleven we een revival van de brief, vooral zichtbaar in de hausse aan recentelijk gepubliceerde brievenboeken die bovendien gretig aftrek vinden. Denk aan
P.S. Van liefdespost tot hatemail van Jet Steinz, Allesverpletterende van Nicolien Mizee, Aan nederlagen geen gebrek van Arnon Grunberg, Onvoldoende liefdesbrieven van Tijs Goldschmidt, Montefiore van Simon Sebag – zelfs de Heldinnenbrieven van Ovidius liggen weer in de winkel.
Waar komt die epistolaire renaissance vandaan? En wat weten we eigenlijk nog over de brief?
Een mens zou het in ons whatsapp-tijdperk haast vergeten, maar ooit was de brief een ware communicatierevolutie. Zo lang er papier is, kan je wat op een velletje krabbelen en dat naar iemand opsturen. En al in de oudheid bestond de brief als literair genre. Echt vleugels kreeg de brief pas in de 16e eeuw, toen het systeem van posterijen ontstond. Een van de wegbereiders was Francesco de Tassis, een naam die later opging in de adellijke familie Von Thurn und Taxis-familie, die haar kleinschalige postsysteem in Noord-Italië uitbreidde naar alle uithoeken van het continent, waardoor informatie voortaan relatief snel tussen alle Europese steden kon reizen. Hoewel het vandaag de dag vreselijk traag klinkt, was een brief al in twee weken van Nederland in Spanje.
De implicaties waren veel groter dan je zou vermoeden. Het postsysteem stelde mensen in staat om te communiceren met iemand die zich duizenden kilometers verderop bevond, zodat er volop aan wetenschappelijke, filosofische, artistieke en economische gedachtewisseling kon worden gedaan. Mensen wisten sneller wat zich aan de andere kant van het land of zelfs het continent afspeelde, afstanden werden kleiner. Als een soort internet avant la lettre was de brief volgens vele historici, meer nog dan de in diezelfde eeuw uitgevonden boekdrukkunst, het instrument van een eerste Europese globaliseringsgolf. Waar het boek voornamelijk eenrichtingsverkeer is, zorgt de brief immers voor dynamiek, waardoor wetenschappelijke en andere ontwikkelingen veel sneller konden gaan.
Ook als literair genre groeide de brief. Na enkele geïsoleerde voorlopers kwam de briefroman in de 18e eeuw tot volle bloei, zeker in gidsland Frankrijk, waar de Princesse de Clèves de toon zette, en het genre misschien wel zijn hoogtepunt bereikte in het onnavolgbare (en door Stephen Frears geweldig verfilmde)
Les liaisons dangereuses van Choderlos de Laclos. Nog bekender zijn Frankenstein en Dracula, al weten weinigen dat deze klassiekers briefromans zijn.
In ons eigen taalgebied kennen we uit de lessen Nederlands ongetwijfeld nog
De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart van Aagje Deken en Betje Wolff. Na die bloei raakte het genre, door de opkomst van de ‘klassieke’ roman in de 19e eeuw, in de verdrukking – al zijn er nog schitterende hedendaagse voorbeelden te noemen zoals Black Box van Amos Oz.



Vandaag de dag lijkt de geschiedenis van de brief ten einde; tegen de snelheid en efficiëntie van e-mail, telefoon, whatsapp en andere kanalen kan hij niet op. Jammer genoeg worden ook de inhoud, zorgvuldige formuleringen en het taalniveau met het badwater weggegooid – maar ach, welke kniesoor maalt daar om?
Nou, die mensen zijn er nog, zoals we door de hausse aan brievenboeken kunnen vaststellen. De vraag is natuurlijk waar die vandaan komt, ook al ligt het antwoord eigenlijk voor de hand: de brief bezit nu eenmaal enkele unieke eigenschappen die hem zowel van de zuivere literatuur als van de dagelijkse communicatiemiddelen onderscheiden. Of, beter gezegd, overkoepelt hij beide en daarin ligt juist zijn magie: de brief kan én functioneel én diepgaand zijn, zonder dat het een het ander hoeft uit te sluiten.
Wat de brief het meest onderscheidt, is zijn persoonlijke karakter. Eén afzender richt zich tot één bestemmeling en zal zijn boodschap daar ook op afstemmen. Zo krijgen wij, als niet-geadresseerden, een voyeuristisch inkijkje in de band tussen twee mensen. En omdat de brief nu eenmaal tijd vergt, wordt er automatisch meer aandacht besteed aan de formuleringen. De stijl en woordkeus zeggen veel over iemand, en dat is het mooie ook aan een brief: het maakt de afzender automatisch tot een schrijver, ook al heeft die in het dagelijkse leven niets met literatuur van doen. Dat wat je in een goed boek zoekt, krijg je ook in een goede brief: een onvervreemdbare stem die tot je spreekt en die al dan niet gewild talloze dingen over zichzelf en zijn of haar denkwereld prijs geeft. Automatisch geef je je, veel meer dan in een e-mail of whatsapp-bericht, enigszins bloot in een brief.
Dat persoonlijke aspect komt nog meer naar voren als het om schrijvers gaat; ze zijn in brieven vaak veel spontaner dan in hun andere werk. Ze freewheelen er als het ware, en dat levert talloze taalvondsten, grapjes en revelerende terzijdes op. Hun briefwisselingen geven ook een andere ingang tot hun werk en persoonlijkheid, zoals die tussen Campert en Vinkenoog, Brouwers en Büch, Houellebecq en Henri Lévy. De brief is een unieke toegangsweg tot iemands geest en laat je toe iemand heel dicht te naderen. Of het nou om Napoleon gaat of om je buurman.
Een ander aspect is het materiële, waardoor elke brief op zich een historisch interessant document wordt. Brieven van honderdvijftig jaar oud zullen ons vaak veel meer en concretere dingen leren over die tijd dan de boeken die toen verschenen. Ze zijn spontaner, authentieker, laten al dan niet impliciet zien hoe mensen leefden, dachten, communiceerden en waar ze in het dagelijkse leven mee bezig waren. De meeste andere overgeleverde documenten zijn immers meestal artefacten of officiële teksten.
Het heerlijke aan de brief is ook
zijn eindeloze variatie, zoals het reeds aangehaalde P.S. van Steinz mooi laat zien. Er staat een exemplaar in van Roland Holst, die zich tijdens de bezetting dient aan te melden bij de Nederlandsche Kultuurkamer en dat op volgende sarcastische wijze doet: “Het moet mij van het hart u te verzekeren, dat uw afkeuring door mij op hoge prijs zal worden gesteld”, net als een van de immer reizende Slauerhoff die haast hedendaags opmerkt dat “de migranten ondanks hun nooddruft veel levenslustiger indruk maken dan de rijke 1e klassers. Een leven met veel zorgen schijnt toch waarachtiger te zijn dan een leeg luxe leven”. Ze prijken vrolijk naast de met zijn eigen bloed ondertekende liefdeskreten van P.C. Hooft en de gelukwensen van een onbekende vroegtwintigste-eeuwse vader die zijn volwassen zoon schrijft dat hij onmiskenbare talenten heeft die “zo gij ze juist aanwendt en wijs en verstandig handelt u tot de kroon en het sieraad der familie kunnen maken. Dat die verwachting niet beschaamd moge worden!”



Het zijn allemaal prachtige voorbeelden van de rijkdom (en de verzoening van lage en hoge cultuur) die het genre in zich bergt – een rijkdom die met de elektronische communicatie grotendeels verloren is gegaan.
Die unieke eigenschappen vormen een belangrijk deel van de verklaring voor de hernieuwde aandacht voor de brief – die ook heel erg binnen ons tijdperk passen. Veel mensen voelen hoe alles te snel gaat, en nóg sneller verandert, waardoor ze nood hebben aan vertraging, aan dingen die een verhoogde aandacht vragen. We willen weer de tijd voor iets kunnen nemen in een veel te vluchtige wereld vol Instagram-stories, politieke en andere eendagsvliegen, bevolkingssamenstellingen die in recordtempo wijzigen, om zich heen klauwende globalisering en ga zo maar door. De brief vormt daarbij een uitstekend instrument, en staat zelfs symbool voor die vertraging en verdieping waar we behoefte aan hebben – die je trouwens ook ziet in de literatuur. Met zijn aandacht voor formulering, zijn uniciteit en onvervreemdbaar persoonlijke karakter past de brief perfect in die heersende tegenbeweging.
Zo is de brief naast dagelijks communicatiemiddel en literair genre nu ook een zachte vorm van protest geworden. Kortom, blijf ze kopen en lezen die brieven. Of, als u werkelijk revolutionair wilt zijn: schrijf er een!