Met stijl won wielrenner Briek Schotte geen prijzen. Met karakter des te meer. PAUL VAN DER STEEN las de roman van Herman Chevrolet over de knoestige Flandrien die excelleerde in de meest literaire koersen, de voorjaarsklassiekers. “Het is een boek in de traditie van Stijn Streuvels.”
Het is een stokpaardje van Herman Chevrolet. Een beetje wielerwedstrijd heeft dezelfde verhaalstructuur als een mythe uit de Griekse oudheid. En van alle eendagskoersen lijken die van april nog het meest op de klassieke heldensages: de Ronde van Vlaanderen, waar zoals ze in Vlaanderen zeggen “nooit jeannetten winnen”, en Parijs-Roubaix, de uitputtingsslag op de Noord-Franse kasseien.
In zijn vier eerdere boeken over wielersport kreeg de fictie steeds meer de overhand. Tot afgrijzen van zowel wielerliefhebbers als historici. Maar Herman Chevrolet (Tielt, 1956) houdt nu eenmaal van het spel van waarheid en verdichting. Hij vindt het passen bij een sport waar voortdurend “de waarheid wordt gelogen”. Een van zijn eerdere titels luidde Het feest van list en bedrog, en dat was niet zomaar.
Nu ligt er zijn eerste roman, Briek! De laatste Flandrien. De hoofdrolspeler Briek Schotte (1919-2004) was weliswaar een mythische figuur maar allerminst een god of halfgod. Hij kon veel. De boerenzoon uit Desselgem won twee keer de Ronde van Vlaanderen, twee keer Parijs-Tours en twee keer Parijs-Brussel. En hij werd twee keer wereldkampioen op de weg, de eerste keer in 1948 in Valkenburg waar de deelnemers tijdens de 267 kilometer koers 27 (!) keer de Cauberg moesten beklimmen.
Maar lang niet alles lukte. Meerdaagse rondes werden geen succes. Parijs-Roubaix leek op Schottes knoestige lijf geschreven, maar tijdens negen deelnames kwam hij nooit verder dan de vijfde plek. Ondertussen werd er ook een beetje gelachen om de sukkel Briek.
“Juist daarom was hij zo populair bij het volk”, vermoedt Chevrolet. “Hij was en bleef een van hen.” Schotte overleed in 2004, op de dag dat de Ronde van Vlaanderen werd verreden. Enkele dagen later, ruim een halve eeuw na het einde van zijn wielerloopbaan, kreeg hij een heldenbegrafenis. Chevrolet: “De kist werd gedragen door acht grote kampioenen, onder wie Eddy Merckx, Freddy Maertens en Roger De Vlaeminck. Daar liepen mensen bij die dat deden uit opportunisme. Bij leven waren ze minder goed geweest voor Schotte.”
Ook Brieks vader was een plaag voor de ambities van zijn zoon. Met dat rare fietsen had hij weinig op. Als oudste zoon moest Briek hem opvolgen op de boerderij. “Het zou een langdurige worsteling worden”, vertelt Chevrolet. “Zelfs na de grote successen kon hij thuis nooit op veel enthousiasme rekenen. Ik heb veel werk gemaakt van die moeizame vader-zoonrelatie. Daardoor is het een beetje een roman in de traditie van Stijn Streuvels geworden.”
Chevrolet werd als jongetje van een jaar of acht, negen besmet met het wielervirus. “Op vakantie in Zwitserland passeerde de Tour de France. Daarna werd ik een fanatiek volger via de kranten, de radio en de flarden die de tv destijds bood.”
Heel even koerste hij ook zelf. Het was lang genoeg om zich geen illusies te maken over zijn talent. Hoewel. “Toen, maar ook nu droom ik me tijdens wielertochten een bestaan als renner van aanzien. Geen Tourwinnaar, maar zo een die op de zevende, achtste plaats in het eindklassement kan eindigen. Pathetisch, maar ach.”
Als jongeman verkaste Chevrolet van Vlaanderen naar Amsterdam, waar hij als kok aan het werk ging. De verwoede lezer ging ook schrijven. Mislukte ontdekkingsreizigers waren zijn beoogde onderwerp. “Mannen die er jaren over deden om van de oostkant van Amerika naar de westkant te dolen. De Spanjaarden die als eersten de Amazone afzakten. Maar toen verscheen het eerste nummer van het literaire wielertijdschrift De Muur en dacht ik: ‘Dat is het!’ ”
De levens naast de koersen vindt hij interessanter dan de wedstrijden zelf. De grootheden zijn ook niet het meest interessant. “Neem Eddy Merckx. Alles gewonnen. Maar verder geen smetje. Dat is me te saai. Bij Schotte stuit je tenminste op conflict.”
Albéric Schotte heette hij voluit. De roepnaam werd Briek. “Kort. Krachtig. Zonder franjes. Briek! Hard als een baksteen”, schrijft Chevrolet in zijn roman over de wielrenner. Misschien droeg de naam wel bij aan zijn faam. Dat fijne ritme ook bij het uitspreken van voor- en achternaam: Briek Schot-te.
In de loop van zijn sportcarrière kwamen de bijnamen. ‘De fietsende Zátopek’ was er zo een. Schottes stijl leek op die van de in die tijd beroemde Tsjechische afstandsloper Emil Zatopek: hoekig, hortend, stotend, continu wiebelend. Chevrolet: “Zijn zit was eigenlijk heel modern, diep, in de beugels, waar tijdgenoten nog heel ver omhoog zaten. Maar verder oogde zijn fietsen als moeizaam voortploegen.”
Misschien was het dat ook wel. Van zijn gezicht las je het afzien af. Maar wielrennen is naast een fysieke ook een mentale sport. Wie voorbij de pijngrens wil gaan, kan veel bereiken. Vandaar die andere bijnaam: IJzeren Briek.
En dan is er nog de omschrijving die het tot ondertitel van Chevrolets roman schopte: ‘De laatste Flandrien’. “Eigenlijk heeft die term Flandrien twee levens gekend”, legt Chevrolet uit. “Beide betekenissen waren het werk van Franstaligen. Oorspronkelijk was het een scheldwoord, een aanduiding voor een groep van Vlaamse renners die de wielerpistes onveilig maakten: lompe, onbehouwen, primitieve boeren. Later werd het een etiket voor het type renner dat het goed deed in loodzware voorjaarsklassiekers als de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix. Slecht uit hun woorden komende jongens van het platteland die erg hard konden fietsen. Briek Schotte was behalve de laatste Flandrien eigenlijk ook het archetype van de Flandrien. Hij voldeed aan alle criteria.”
Voor boerenzoon Schotte was de fiets een springplank naar een ander bestaan. “Tot een paar keer toe leek het einde van zijn ploeg en de uitgebroken oorlog hem terug te werpen in het boerenbestaan. Maar hij hield vol.”
Na zijn afscheid als coureur bleef Schotte actief in de wielrennerij. Als ploegleider. Chevrolets grotendeels op ware feiten gebaseerde roman laat de treurigheid van dat deel van Schottes loopbaan zien: hoe hij werd gepiepeld door sponsoren en andere ploegleider geworden oud-renners. Degradatie op degradatie volgde, de grote kampioen van weleer liet het gebeuren. “Hij was een man van voor de mentaliteitsomslag van de jaren zestig, hè. Het kwam waarschijnlijk niet in hem op om in opstand te komen tegen het gezag.”
Schotte was niet geschikt voor het vak van ploegleider. “Het automatisme om grote renners automatisch door te laten stromen naar die taak tekent het conservatisme in die sport. Een goede coureur is niet automatisch een goede manager. Zelf vandaag de dag zijn er nog maar een paar ploegen, zoals Sunweb, die het anders doen.”
Dat conservatisme is ook op andere manieren fnuikend. “Ik kijk met een dubbel gevoel naar de grote voorjaarsklassiekers. Het blijven prachtige koersen, maar de blinde fixatie op de aprilmaand houdt de evolutie in het Belgische wielrennen ook tegen. Nederland bracht de laatste jaren misschien wel zeven tot tien goede ronderenners voort. En België? Vrijwel niemand. Philippe Gilbert is verreweg de beste Belgische renner van de laatste tien jaar en zowat de enige die zich breed manifesteerde.” Uiteindelijk kan dat ‘blindstaren op’ ook de klassiekers zelf raken. “Als het te zeer een Vlaams feestje wordt, dreigt het folklore te worden.”
Ook over het verloop van andere koersen is de schrijver kritisch. “Na Lance Armstrong is het Nieuwe Wielrennen gekomen. Eerlijker en netter. Eerlijk gezegd vind ik het ook saaier en voorspelbaarder geworden. Zo iemand als Tom Dumoulin lijkt me een aardige jongen, maar ik zou niet weten wat ik over hem moest schrijven. Armstrong spotte al als beginnend renner met alle regels en wetten. Kijk hoe hij in 1993 op zijn 22e wereldkampioen werd in Oslo. Later vernieuwde hij met zijn ploegleider Johan Bruyneel de tactiek. Ja, daar kwam ook list en bedrog bij kijken. Maar dat maakte de sport ook interessanter.”
Briek! is Chevrolets laatste wielerboek. “Anders ga ik me herhalen. Ik ga nu door met de antihelden waar ik ooit over wilde schrijven: de mislukte ontdekkingsreizigers.”
Herman Chevrolet, Briek! De laatste Flandrien. De Arbeiderspers, 248 blz, 19,99 euro